ECLI:NL:CBB:2023:613

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
31 oktober 2023
Publicatiedatum
27 oktober 2023
Zaaknummer
22/423
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing subsidieaanvraag COVID-19 door te late indiening

In deze zaak heeft de ondernemer, handelend onder de naam [naam 2], een aanvraag voor subsidie op grond van de Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19 (TVL) ingediend voor de periode Q3 van 2021. De aanvraag is door de minister van Economische Zaken en Klimaat afgewezen omdat deze te laat is ingediend. De ondernemer heeft bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing, maar het bezwaar is door de minister ongegrond verklaard. Hierop heeft de ondernemer beroep ingesteld bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven.

De ondernemer erkent dat de aanvraag te laat is ingediend, maar stelt dat dit te wijten is aan problemen met het aanvraagproces en persoonlijke omstandigheden, waaronder de ziekte van zijn moeder. De minister heeft echter betoogd dat het de verantwoordelijkheid van de ondernemer is om tijdig een aanvraag in te dienen en dat hij geen ontvangstbevestiging heeft ontvangen, wat een indicatie was dat de aanvraag niet correct was ingediend.

Het College heeft geoordeeld dat de minister de aanvraag terecht heeft afgewezen op grond van de wettelijke bepalingen in de TVL. De indieningstermijn was duidelijk en de ondernemer had zich tijdig moeten informeren over de aanvraagprocedure. De persoonlijke omstandigheden van de ondernemer zijn niet voldoende om de te late indiening te rechtvaardigen. Het College heeft het beroep van de ondernemer ongegrond verklaard en de afwijzing van de minister bevestigd.

Uitspraak

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 22/423

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 31 oktober 2023 in de zaak tussen

[naam 1] , handelend onder de naam [naam 2] , te [plaats] (de ondernemer)

en

de minister van Economische Zaken en Klimaat

(gemachtigden: C. Zieleman en mr. O. Andich)

Procesverloop

Met het besluit van 30 november 2021 (het afwijzingsbesluit) heeft de minister de aanvraag van de ondernemer voor een subsidie op grond van de Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19 (TVL) voor de periode Q3 van 2021 aangemerkt als een pro-forma-aanvraag, en deze aanvraag vervolgens afgewezen.
Met het besluit van 19 januari 2022 (het bestreden besluit) heeft de minister het bezwaar van de ondernemer (kennelijk) ongegrond verklaard.
De ondernemer heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De minister heeft een verweerschrift ingediend.
De zitting was op 12 juni 2023. Aan de zitting hebben deelgenomen de ondernemer en namens de minister C. Zieleman en mr. O. Andich.

Overwegingen

Inleiding
1 Deze zaak gaat over een TVL-aanvraag die te laat is ingediend. Met het afwijzingsbesluit heeft de minister de aanvraag afgewezen omdat deze buiten de in de TVL genoemde aanvraagperiode is ontvangen. De ondernemer is het niet eens met het afwijzingsbesluit en heeft daartegen bezwaar gemaakt. In het bestreden besluit heeft de minister dat bezwaar (kennelijk) ongegrond verklaard en zijn standpunt dat de aanvraag moet worden afgewezen op de grond dat deze te laat is ingediend gehandhaafd. Hiertegen heeft de ondernemer beroep ingesteld.
Wettelijk kader
2.1
Artikel 2.4.8 van de TVL bepaalt dat ondernemers hun aanvraag voor Q3 2021 uiterlijk op 26 oktober 2021 konden indienen. Die termijn is eenmalig verlengd tot 29 oktober 2021 17:00 uur, omdat een ICT-update langer duurde dan gepland. Artikel 2.4.6 van de TVL bepaalt dat de minister afwijzend op een aanvraag beslist als deze niet voldoet aan de bij de TVL gestelde regels.
2.2
Het toepasselijke wettelijke kader is opgenomen in een bijlage bij deze uitspraak.
Standpunt van de ondernemer
3 De ondernemer erkent dat hij te laat was met het indienen van de TVL-aanvraag, maar vindt dat de minister de aanvraag niet om die reden had moeten afwijzen. De aanvraag is namelijk te laat ingediend doordat er iets is misgegaan in het aanvraagproces. Bij de TVL-aanvraag moet de knop ‘verzenden’ soms drie keer worden aangeklikt, voordat de aanvraag wordt verzonden. Dit is waarschijnlijk bij deze aanvraag ook gebeurd, zonder dat de ondernemer dat merkte. De minister kan volgens de ondernemer zien dat hij de website heeft bezocht om een aanvraag te doen. De ondernemer licht toe dat hij weinig verstand heeft van computers. Bovendien is de aanvraag maar een paar dagen te laat ingediend en is de ondernemer meteen in actie is gekomen toen hij merkte dat er iets niet in orde was. Verder was de moeder van de ondernemer in de aanvraagperiode ernstig ziek, waardoor hij het erg druk had met het verlenen van mantelzorg. De ondernemer had bovendien al gerekend op de subsidie en heeft zijn uitgaven daarop aangepast.
Standpunt van de minister
4 Volgens de minister is de (pro-forma-)aanvraag van de ondernemer terecht afgewezen, omdat de aanvraag op 8 november 2021 en daarmee te laat is ingediend. Het is de verantwoordelijkheid van de ondernemer om tijdig een aanvraag in te dienen. De aanvraagperiode volgt uit de TVL en uit informatie op de website van de RVO. De ondernemer had kunnen weten dat de aanvraag niet was ingediend, omdat hij geen ontvangstbevestiging heeft gekregen, zoals na het indienen van de aanvragen voor Q4 2020, Q1 2021 en Q2 2021. Het is verder niet aan de minister om na te gaan of een ondernemer heeft bedoeld een aanvraag in te dienen als dat niet is gebeurd. De minister kan niet zien of de ondernemer heeft geprobeerd om in te loggen. De ondernemer zou deze pogingen eventueel zelf kunnen opvragen. Inlogpogingen zijn echter niet direct te herleiden tot het indienen van een aanvraag. De familieomstandigheden waarmee de ondernemer te maken had, hebben voor Q4 2020, Q1 2021 en Q2 2021 het tijdig indienen van een aanvraag door de ondernemer niet verhinderd.
Beoordeling door het College
5 Zoals hiervoor onder 2.1 is vermeld, volgt uit artikel 2.4.6, eerste lid, aanhef en onder a, gelezen in samenhang met artikel 2.4.8 van de TVL, dat de minister afwijzend op de aanvraag beslist als deze niet tijdig is ingediend. Te late indiening van een TVL-aanvraag is een dwingende afwijzingsgrond in de TVL-regelingen voor alle kwartalen. De Algemene wet bestuursrecht, noch de Kaderwet EZK- en LNV-subsidies (waar de TVL op gebaseerd is), biedt een grondslag om daarvan af te wijken.
6 Niet in geschil is dat de ondernemer de aanvraag na afloop van de in de TVL opgenomen aanvraagperiode heeft ingediend. Voor de wijze waarop de minister omgaat met dergelijke aanvragen verwijst het College naar zijn uitspraak van 13 juni 2023 (ECLI:NL:CBB:2023:293, onder 6.1 tot en met 6.4). In aanvulling op wat onder 7.3 van die uitspraak is overwogen, merkt het College op dat het daarbij gaat om tegenwettelijk begunstigend beleid (contra-legembeleid), dat zijn grondslag vindt in het ongeschreven evenredigheidsbeginsel. Daaraan zal ook het bestreden besluit worden getoetst.
7 In dit geval is het afwijzen van de aanvraag niet in strijd met het evenredigheidsbeginsel. Zoals het College eerder heeft geoordeeld (zie onder meer de uitspraak van 9 maart 2021, ECLI:NL:CBB:2021:258, onder 7.3) is het aan de ondernemer als professionele marktdeelnemer om zich tijdig te informeren over de periode waarbinnen de subsidie voor Q3 van 2021 kon worden aangevraagd en over de wijze waarop de aanvraag moest worden ingediend. De minister heeft toegelicht dat hij niet kan zien of een aanvraag is ingevuld en de ondernemer heeft daar niets tegen ingebracht. Dat de ondernemer weinig verstand heeft van computers, komt voor zijn eigen risico. Het College is met de minister van oordeel dat de ondernemer had kunnen weten dat de aanvraag niet binnen de aanvraagperiode was ingediend, omdat hij daarvan geen ontvangstbevestiging heeft gekregen, zoals wel is gebeurd na het indienen van de aanvragen voor Q4 2020, Q1 2021 en Q2 2021. Verder is niet gebleken dat het voor de ondernemer door de familieomstandigheden die hij heeft aangevoerd niet mogelijk was om binnen de aanvraagperiode een aanvraag in te dienen. De ondernemer heeft de stelling van de minister niet weersproken dat het hem ondanks deze familieomstandigheden voor de periodes Q4 2020, Q1 2021 en Q2 2021 wel is gelukt om tijdig TVL-aanvragen in te dienen. Dat de ondernemer nadelige financiële gevolgen ervaart door de afwijzing van zijn te laat ingediende aanvraag maakt het bestreden besluit evenmin onevenredig.
8 Het College is op grond van het voorgaande van oordeel dat de minister de aanvraag terecht op grond van artikel 2.4.6, eerste lid, aanhef en onder a, in samenhang met artikel 2.4.8 van de TVL heeft afgewezen, omdat niet is voldaan aan het vereiste dat de aanvraag tijdig is ingediend.
Conclusie
9 Het beroep is ongegrond. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

Het College verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H.L. van der Beek, in aanwezigheid van
mr. A.M. Slierendrecht, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
31 oktober 2023.
w.g. H.L. van der Beek w.g. A.M. Slierendrecht
Bijlage
Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19 (TVL)
Artikel 2.4.6 (afwijzingsgronden)
1. De Minister beslist afwijzend op een aanvraag:
a. indien de aanvraag niet voldoet aan de bij deze regeling gestelde regels;
(…)
Artikel 2.4.8 (aanvraagperiode)
Een aanvraag kan worden ingediend in de periode van 31 augustus 2021 tot en met 26 oktober 2021.
Aanvragen kunnen worden ingediend vanaf 08.00 uur op de in het eerste lid genoemde begindatum en zijn tijdig ingediend indien zij op de in het eerste lid genoemde einddatum vóór 17.00 uur zijn ontvangen.