In deze uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 17 januari 2023, zaaknummer 22/186, is de aanvraag van [naam 1] B.V. voor een subsidie op grond van de Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19 (TVL) voor het derde kwartaal van 2021 afgewezen. De minister van Economische Zaken en Klimaat had op 10 november 2021 de aanvraag afgewezen, omdat de onderneming niet voldeed aan het vestigingsvereiste. Dit vereiste houdt in dat de onderneming een vestiging moet hebben die fysiek afgescheiden is van de privéwoning van de eigenaar en waar duurzame uitoefening van de activiteiten plaatsvindt. Appellante, die evenementen organiseert, had een kantoor gehuurd in een bedrijfsverzamelgebouw, maar dit werd door de minister niet als een geldige vestiging beschouwd.
Tijdens de zitting op 8 december 2022 werd duidelijk dat appellante niet als ambulante onderneming kon worden aangemerkt, wat betekent dat zij aan het vestigingsvereiste moest voldoen. Het College oordeelde dat de locatie in het bedrijfsverzamelgebouw niet voldeed aan de eisen, aangezien appellante slechts sporadisch gebruik maakte van de ruimte en niet kon aantonen dat er sprake was van een duurzame uitoefening van haar activiteiten. Het College bevestigde de afwijzing van de subsidieaanvraag en verklaarde het beroep ongegrond, zonder aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door mr. M.P. Glerum, in aanwezigheid van griffier mr. A.A. Dijk.