ECLI:NL:CBB:2023:599
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Proces-verbaal
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen de beslissing over de omzetbepaling in het kader van de TVL-regeling met betrekking tot de verkoop van een bedrijfsauto
In deze zaak, behandeld door het College van Beroep voor het Bedrijfsleven op 12 oktober 2023, staat de vraag centraal of de opbrengst van de verkoop van een oude bedrijfsauto moet worden meegerekend bij de omzetbepaling voor de Tegemoetkoming Vaste Lasten (TVL) in het kader van de COVID-19-regeling. De onderneming, vertegenwoordigd door [naam 2], betoogde dat de verkoop van de bedrijfsauto geen reguliere bedrijfsopbrengst is en daarom niet in aanmerking zou moeten komen voor de omzetberekening. Het College oordeelde echter dat de omzet in de TVL-regeling wordt bepaald aan de hand van de aangifte omzetbelasting, en dat de opbrengst van de bedrijfsauto, die wel in de aangifte is meegenomen, dus ook moet worden meegerekend. Het College erkende de redenering van de onderneming, maar gaf aan dat het systeem van de TVL geen ruimte biedt voor uitzonderingen in dit geval. Daarnaast heeft de onderneming verzocht om vergoeding van accountantskosten die zijn gemaakt voor het aanleveren van aanvullende informatie tijdens de bezwaarfase. Het College wees dit verzoek af, omdat het beroep ongegrond werd verklaard en de aanvraag voor vergoeding van kosten pas na afloop van de bezwaarfase was ingediend, wat in strijd is met artikel 7:15, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht.