Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 10 oktober 2023 in de zaak tussen
[naam 1] h.o.d.n. [naam 2] te [plaats] , ( [naam 1] )
de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, (RVO)
Procesverloop
Uit het beroepschrift blijkt dat [naam 1] het niet eens is met het verval van betalingsrechten, de opgelegde randvoorwaardenkorting en de gang van zaken daaromheen.
De minister heeft ten onrechte aangevoerd dat vast staat dat het verval van de betalingsrechten en het opleggen van een randvoorwaardenkorting terecht zijn en in de onderhavige procedure niet meer aan de orde kunnen komen nu [naam 1] tegen de besluiten van 3 september 2019 en 18 januari 2022 geen bezwaar heeft gemaakt.
Het gaat hier namelijk om ketenbesluitvorming, dat is een keten van opvolgende zelfstandig appellabele besluiten binnen dezelfde rechtsverhouding waarbij de latere besluiten afhankelijk zijn van de eerdere besluiten. Zoals bijvoorbeeld blijkt uit de uitspraak van het College van 21 december 2021 (ECLI:NL:CBB:2021:1096) kan bij ketenbesluitvorming niet in alle gevallen worden uitgegaan van de juistheid van de eerdere besluiten: de minister is in een geval als dit namelijk gehouden om te onderzoeken of terecht is besloten tot het verval van betalingsrechten en tot het opleggen van een randvoorwaardenkorting en om het College daarover te informeren, zodat het College in staat is om te beoordelen of mogelijk sprake is van een uitzonderlijk geval waarin een eerder genomen besluit “evident onrechtmatig” moet worden geacht.
Het College heeft op de zitting twijfel uitgesproken over de vraag of het in het geval van [naam 1] wel mogelijk was om op grond van artikel 31 en artikel 10 van de Verordening (EU) nr. 1307/2013 betalingsrechten te laten vervallen. En ook over de vraag, als verval van betalingsrechten op grond van die artikelen mogelijk lijkt, of dan geen sprake is van uitzonderlijke omstandigheden die maken dat niet tot vervallenverklaring van betalingsrechten kon worden overgegaan. Aan [naam 1] was namelijk al wegens het weigeren van bedrijfscontroles zowel voor het jaar 2017 als voor 2018 geen basis- en vergroeningsbetaling toegekend. Het gaat dan wel ver om vervolgens daar bovenop een besluit te nemen tot verval van de daarmee gemoeide betalingsrechten. In ieder geval blijkt uit de door de minister genomen besluiten niet dat de minister zich rekenschap heeft gegeven van de consequenties daarvan voor [naam 1] .