In deze uitspraak van 3 oktober 2023 verklaart de voorzieningenrechter het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk. Dit besluit is genomen omdat de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit aan de vereniging is tegemoetgekomen, waardoor de vereniging geen belang meer heeft bij een beslissing op het verzoek. De voorzieningenrechter heeft echter de minister veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten die de vereniging heeft gemaakt.
De voorzieningenrechter doet uitspraak zonder zitting, omdat hij over voldoende informatie beschikt om tot zijn oordeel te komen. Artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaalt dat een zitting in dat geval niet nodig is. De hoogte van de proceskosten wordt vastgesteld aan de hand van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb), dat aangeeft voor welke proceshandelingen kosten worden vergoed.
De vereniging heeft op 8 augustus 2023 bericht dat de minister met het besluit van diezelfde datum de opgelegde maatregelen heeft ingetrokken. Hierdoor was de mondelinge behandeling van het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening niet meer nodig. De vereniging heeft echter verzocht om de minister te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten, waar de minister mee heeft ingestemd.
De voorzieningenrechter concludeert dat de vereniging door het intrekkingsbesluit geen belang meer heeft bij de behandeling van het verzoek, maar omdat het verzoek niet is ingetrokken, verklaart hij het verzoek niet-ontvankelijk. De minister wordt veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van het verzoek, vastgesteld op € 837,-. Daarnaast moet de minister het griffierecht van € 365,- aan de vereniging vergoeden.