ECLI:NL:CBB:2023:570

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
3 oktober 2023
Publicatiedatum
2 oktober 2023
Zaaknummer
23/1393
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot voorlopige voorziening in bestuursrechtelijke zaak betreffende de Wet dieren

In deze uitspraak van 3 oktober 2023 verklaart de voorzieningenrechter het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk. Dit besluit is genomen omdat de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit aan de vereniging is tegemoetgekomen, waardoor de vereniging geen belang meer heeft bij een beslissing op het verzoek. De voorzieningenrechter heeft echter de minister veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten die de vereniging heeft gemaakt.

De voorzieningenrechter doet uitspraak zonder zitting, omdat hij over voldoende informatie beschikt om tot zijn oordeel te komen. Artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaalt dat een zitting in dat geval niet nodig is. De hoogte van de proceskosten wordt vastgesteld aan de hand van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb), dat aangeeft voor welke proceshandelingen kosten worden vergoed.

De vereniging heeft op 8 augustus 2023 bericht dat de minister met het besluit van diezelfde datum de opgelegde maatregelen heeft ingetrokken. Hierdoor was de mondelinge behandeling van het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening niet meer nodig. De vereniging heeft echter verzocht om de minister te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten, waar de minister mee heeft ingestemd.

De voorzieningenrechter concludeert dat de vereniging door het intrekkingsbesluit geen belang meer heeft bij de behandeling van het verzoek, maar omdat het verzoek niet is ingetrokken, verklaart hij het verzoek niet-ontvankelijk. De minister wordt veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van het verzoek, vastgesteld op € 837,-. Daarnaast moet de minister het griffierecht van € 365,- aan de vereniging vergoeden.

Uitspraak

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 23/1393
uitspraak zonder zitting van de voorzieningenrechter van 3 oktober 2023 in de zaak tussen

[naam] , te [plaats] , de vereniging,

gemachtigde: mr. W.J.Th. Bustin,
en

de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit

Samenvatting

In deze uitspraak verklaart de voorzieningenrechter het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk. Omdat de minister aan de vereniging is tegemoetgekomen, heeft de vereniging geen belang meer bij een beslissing op het verzoek. Wel veroordeelt de voorzieningenrechter de minister tot vergoeding van de proceskosten die de vereniging heeft gemaakt.

Beoordeling

1. De voorzieningenrechter doet uitspraak zonder zitting, omdat hij over voldoende informatie beschikt om tot zijn oordeel te komen. Artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaalt dat een zitting in dat geval niet nodig is.
2 De vaststelling van de hoogte van de proceskosten vindt plaats aan de hand van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). Hierin is vermeld voor welke proceshandelingen kosten worden vergoed met een systeem van vaste bedragen, gebaseerd op punten en wegingsfactoren.
3 De voorzieningenrechter stelt vast dat de vereniging met het e-mailbericht van
8 augustus 2023 heeft bericht dat de minister met het besluit van 8 augustus 2023 de opgelegde maatregelen heeft ingetrokken en dat de mondelinge behandeling van het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening dus niet door hoeft te gaan. Wel heeft de vereniging verzocht de minister te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten. De vereniging heeft daarbij vermeld dat de minister met een proceskostenvergoeding heeft ingestemd.
4 De voorzieningenrechter stelt vast dat de vereniging door het intrekkingsbesluit en gelet op het e-mailbericht van de vereniging, beide van 8 augustus 2023, geen belang meer heeft bij de behandeling van het verzoek. De vereniging heeft het verzoek echter niet ingetrokken. Daarom zal de voorzieningenrechter het verzoek niet-ontvankelijk verklaren en daarbij uitspraak doen over de gevraagde proceskostenvergoeding.
5 Omdat de minister het intrekkingsbesluit pas heeft genomen na indiening van het verzoek door de vereniging en kort voor de geplande zitting, ziet de voorzieningenrechter aanleiding de minister te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten van het verzoek. Deze kosten worden vastgesteld op € 837,- (1 punt ter waarde van € 837,- voor het indienen van het verzoekschrift met een wegingsfactor 1,0).
6 De voorzieningenrechter draagt verder de minister op grond van artikel 8:82, vijfde lid, van de Awb op het griffierecht ten bedrage van € 365,- aan de vereniging te vergoeden.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
  • verklaart het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk;
  • veroordeelt de minister in de proceskosten van de vereniging tot een bedrag van € 837,-;
  • draagt de minister op het griffierecht ten bedrage van € 365,- aan de vereniging te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D. Brugman, in aanwezigheid van E.A. van der Meel, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 3 oktober 2023.
w.g. D. Brugman w.g. E.A. van der Meel