ECLI:NL:CBB:2023:557

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
3 oktober 2023
Publicatiedatum
1 oktober 2023
Zaaknummer
22/561
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing subsidieaanvraag TVL voor het tweede kwartaal van 2021 wegens te late indiening

In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 3 oktober 2023 uitspraak gedaan over de afwijzing van een subsidieaanvraag op grond van de Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19 (TVL) voor het tweede kwartaal van 2021. De aanvraag was ingediend door [naam 1] B.V. en was afgewezen door de minister van Economische Zaken en Klimaat, omdat deze buiten de gestelde aanvraagperiode was ingediend. De aanvraagperiode voor Q2 2021 liep van 25 juni tot en met 20 augustus 2021, en de onderneming had haar aanvraag pas na deze termijn ingediend.

De onderneming stelde dat zij door de coronamaatregelen pas op 26 augustus 2021 in staat was om een aanvraag in te dienen en dat de periode tussen de aankondiging van de maatregelen en de aanvraagperiode te kort was. De minister daarentegen betoogde dat de aanvraag terecht was afgewezen, omdat de aanvraagtermijn duidelijk was en de onderneming ook haar omzet over eerdere periodes had kunnen doorgeven. Het College oordeelde dat de minister de aanvraag terecht had afgewezen, omdat de aanvraag niet tijdig was ingediend en dat er geen grond was om van de regels af te wijken.

Het College concludeerde dat de onderneming verantwoordelijk was voor het tijdig indienen van de aanvraag en dat de financiële gevolgen voor de onderneming niet maakten dat de afwijzing onevenredig was. Het beroep van de onderneming werd ongegrond verklaard, en de minister hoefde geen proceskosten te vergoeden.

Uitspraak

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 22/561

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 3 oktober 2023 in de zaak tussen

[naam 1] B.V., te [woonplaats] , (de onderneming)

(gemachtigden: [naam 2] en [naam 3] )
en

de minister van Economische Zaken en Klimaat

(gemachtigden: mr. S.M. Piron en mr. W. Dam).

Procesverloop

Met het besluit van 26 oktober 2021 heeft de minister de aanvraag van de onderneming op grond van de Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19 (TVL) voor het tweede kwartaal (Q2) van 2021 aangemerkt als pro-forma-aanvraag, en deze aanvraag vervolgens afgewezen.
Met het besluit van 10 februari 2022 (het bestreden besluit) heeft de minister het bezwaar van de onderneming ongegrond verklaard.
De onderneming heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De minister heeft een verweerschrift ingediend.
De zitting was op 26 juni 2023. Aan de zitting hebben deelgenomen de gemachtigden van de onderneming en de gemachtigden van de minister.

Overwegingen

1 Het wettelijk kader is opgenomen in de bijlage, die deel uitmaakt van deze uitspraak.
Inleiding
2.1
Deze zaak gaat over een TVL-aanvraag die te laat is ingediend. Artikel 2.3.8 van de TVL bepaalt dat ondernemers hun aanvraag voor Q2 van 2021 uiterlijk op 20 augustus 2021 vóór 17.00 uur konden indienen. Na dat moment sloot het digitale aanvraagsysteem en was het voor ondernemers in beginsel niet meer mogelijk een aanvraag in te dienen via dat systeem. De minister heeft voor ondernemers die te laat waren met hun aanvraag de mogelijkheid geopend om de reden voor de overschrijding van de aanvraagtermijn te melden. Na beoordeling daarvan werd in bepaalde gevallen het digitale aanvraagsysteem voor de betrokken ondernemers tijdelijk opnieuw geopend, zodat zij alsnog een aanvraag konden indienen.
2.2
Het geschil in deze zaak betreft de vraag of de minister de aanvraag terecht heeft afgewezen vanwege het niet tijdig indienen ervan.
Standpunt van de onderneming
3. De onderneming stelt zich op het standpunt dat de minister haar aanvraag ten onrechte heeft afgewezen. Zij heeft zich na de aankondiging van de coronamaatregelen van
13 augustus 2021 pas op 26 augustus 2021 kunnen wenden tot de minister. De periode tussen de aankondiging van de coronamaatregelen en de aanvraagperiode was volgens de onderneming te kort om tijdig een aanvraag te doen. Bovendien wist de onderneming niet zeker of haar omzetverlies in Q2 2021 minimaal 30% was. De onderneming wist daarom niet zeker of zij in aanmerking zou komen voor subsidie op grond van de TVL voor Q2 van 2021. De onderneming heeft er op gewezen dat zij het moeilijk heeft gehad in de coronaperiode. Zij vindt dat er in haar geval een uitzondering moet worden gemaakt.
Standpunt van de minister
4. Volgens de minister is de aanvraag van de onderneming terecht afgewezen, omdat de aanvraag te laat is ingediend. De aanvraagtermijn van Q2 van 2021 blijkt duidelijk uit de TVL-regeling en de minister heeft de uiterste aanvraagdatum ook duidelijk op zijn website vermeld. De redenen die de onderneming geeft voor de te late aanvraag leiden de minister niet tot de conclusie dat het onmogelijk was om de aanvraag tijdig in te dienen. De minister stelt dat de onderneming ook haar omzet over de periodes van Q2 van 2019 of Q2 van 2020 had kunnen doorgeven. Volgens de minister had de onderneming later om een definitieve vaststelling van de TVL kunnen verzoeken. Voor zover de onderneming betoogt dat de minister de menselijke maat moet hanteren en daarom moet afwijken van de aanvraagtermijn, stelt de minister zich op het standpunt dat het feit dat de onderneming nadelige financiële gevolgen ervaart, nog niet maakt dat de afwijzing van de aanvraag onevenredig is. Van strijd met het evenredigheidsbeginsel is volgens de minister dus geen sprake.
Beoordeling door het College
5.1
Uit artikel 2.3.6, aanhef en onder a, gelezen in samenhang met artikel 2.3.8 van de TVL, volgt dat de minister afwijzend op de aanvraag beslist als de aanvraag niet tijdig is ingediend. Te late indiening van een TVL-aanvraag is een dwingende afwijzingsgrond in de TVL-regelingen voor alle kwartalen. De Algemene wet bestuursrecht (Awb), noch de Kaderwet EZK- en LNV-subsidies (waar de TVL op gebaseerd is), biedt een grondslag om daarvan af te wijken.
5.2
Niet in geschil is dat de onderneming haar aanvraag niet voor het in de TVL opgenomen eindtijdstip heeft ingediend. Voor de wijze waarop de minister omgaat met dergelijke aanvragen, verwijst het College naar de uitspraak van 13 juni 2023 (ECLI:NL:CBB:2023:293, rechtsoverwegingen 6.1 tot en met 6.4). In aanvulling op wat in 7.3 van die uitspraak is overwogen merkt het College op dat het daarbij gaat om tegenwettelijk begunstigend beleid (contra-legembeleid), dat zijn grondslag vindt in het ongeschreven evenredigheidsbeginsel. Daaraan zal ook het bestreden besluit worden getoetst.
5.3
In dit geval is het afwijzen van de aanvraag niet in strijd met het evenredigheidsbeginsel. Niet is gebleken dat het voor de onderneming onmogelijk was om binnen de aanvraagperiode, die liep van 25 juni tot en met 20 augustus 2021 onmogelijk was een aanvraag te doen. Dat de onderneming geen tijd had om voor 20 augustus 2021 een aanvraag in te dienen, moet voor haar rekening en risico blijven. Het is de eigen verantwoordelijkheid van een aanvrager om tijdig een aanvraag te doen. Ook als de onderneming denkt dat zij niet in aanmerking komt voor een TVL-subsidie, zal zij tijdig een aanvraag moeten indienen om een inhoudelijke beoordeling van de minister te krijgen. Tegen die inhoudelijke beoordeling kan de onderneming vervolgens bezwaar maken. Het College is van oordeel dat er in het geval van de onderneming geen aanleiding is om af te wijken van de geldende bepalingen in de TVL. Dat de onderneming financiële gevolgen ervaart, maakt het bestreden besluit evenmin onevenredig.
5.4
Het College is op grond van het voorgaande van oordeel dat de minister de aanvraag terecht op grond van artikel 2.3.6, eerste lid, onder a, in samenhang met artikel 2.3.8, eerste en tweede lid, van de TVL heeft afgewezen, omdat niet is voldaan aan de voorwaarde dat de aanvraag tijdig is ingediend.
Conclusie
6. Het beroep is ongegrond. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

Het College verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. van Duuren, in aanwezigheid van mr. D. Uç, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 3 oktober 2023.
M. van Duuren D. Uç
BIJLAGE
Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19 (TVL)

“Artikel 2.3.6. (afwijzingsgronden)

1. De minister beslist afwijzend op een aanvraag:
a. indien de aanvraag niet voldoet aan de bij deze regeling gestelde regels;

Artikel 2.3.8. (aanvraagperiode)

1. Een aanvraag kan worden ingediend in de periode van 25 juni 2021 tot en met 20 augustus 2021.
2. Aanvragen kunnen worden ingediend vanaf 08.00 uur op de in het eerste lid genoemde begindatum en zijn tijdig ingediend indien zij op de in het eerste lid genoemde einddatum vóór 17.00 uur zijn ontvangen.”