Op 3 oktober 2023 heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven uitspraak gedaan in de zaak tussen [naam 1], handelend onder de naam [naam 2], en de minister van Economische Zaken en Klimaat, zaaknummer 22/752. De minister had op 22 september 2020 de aanvraag van [naam 1] voor een subsidie op grond van de Regeling subsidie financiering vaste lasten MKB COVID-19 (TVL) ingewilligd. Echter, op 13 juli 2021 trok de minister de subsidie in en vorderde het uitbetaalde voorschot terug. Het bestreden besluit van 25 februari 2022, waarin het bezwaar van [naam 1] tegen de intrekking ongegrond werd verklaard, leidde tot beroep bij het College.
Tijdens de zitting op 14 september 2023 werd duidelijk dat de minister de berekening van de referentieomzet niet inzichtelijk had gemaakt, wat in strijd is met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en het motiveringsbeginsel van artikel 7:12, eerste lid, van de Awb. Het College oordeelde dat de minister niet deugdelijk had gemotiveerd waarom de subsidie was ingetrokken, en dat de intrekking niet kon standhouden. Het College vernietigde het bestreden besluit en herroept het intrekkingsbesluit, waardoor het eerdere besluit van 22 september 2020, waarin subsidie was verleend, herleefde.
Het College heeft de minister ook veroordeeld in de proceskosten van [naam 1], vastgesteld op € 837,-. De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldige besluitvorming en transparantie in de berekening van subsidies, vooral in het kader van de COVID-19 steunmaatregelen.