ECLI:NL:CBB:2023:552

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
15 september 2023
Publicatiedatum
28 september 2023
Zaaknummer
23/1658
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake last onder dwangsom voor eendenslachterij met betrekking tot Verordening (EG) nr. 1099/2009

Op 15 september 2023 heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven uitspraak gedaan in de zaak met nummer 23/1658, waarbij een voorlopige voorziening is verleend aan [naam 1] B.V. De voorzieningenrechter heeft de last onder dwangsom geschorst, omdat er twijfels zijn over de onderbouwing van de overtreding van de Verordening (EG) nr. 1099/2009 inzake de bescherming van dieren bij het doden. De minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit had de last opgelegd omdat [naam 1] B.V. niet zou voldoen aan de eisen van de verordening, met name wat betreft het tijdsinterval tussen het bedwelmen en doden van eenden. De voorzieningenrechter oordeelde dat de minister onvoldoende bewijs had geleverd voor de overtreding en dat [naam 1] B.V. aannemelijke argumenten had aangedragen die erop wijzen dat hun werkwijze wel voldoet aan de vereisten van de verordening. De voorzieningenrechter heeft de minister opgedragen het betaalde griffierecht te vergoeden en de proceskosten van [naam 1] B.V. te vergoeden. De uitspraak benadrukt dat de last onder dwangsom niet bindend is voor een eventuele bodemprocedure en dat er nader onderzoek nodig is naar de naleving van de verordening.

Uitspraak

proces-verbaal uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 23/1658
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van 15 september 2023

Rechter: mr. D. Brugman

Griffier: mr. A. Verhoeven

Partijen

[naam 1] B.V., te [woonplaats] , ( [naam 1] ), waarvoor aanwezig zijn mr. [naam 2] en [naam 3] ,
en
de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, voor wie aanwezig zijn mr. ing. H.M. Strookman, drs. M. Hartog en drs. M.J. Kense

Beslissing

De voorzieningenrechter:
  • schorst de last onder dwangsom tot zes weken na bekendmaking van de beslissing op bezwaar;
  • draagt de minister op het betaalde griffierecht van € 365,- aan [naam 1] te vergoeden;
  • veroordeelt de minister in de proceskosten van [naam 1] tot een bedrag van € 1.674,-.

Overwegingen

1. Deze uitspraak geeft een voorlopig oordeel. Het oordeel bindt het College niet in een eventuele bodemprocedure.
2 De last onder dwangsom houdt in dat [naam 1] vanaf de datum van de beschikking zes weken de tijd krijgt om het tijdsinterval tussen het bedwelmen van de eenden in het elektrisch waterbad en het doden van de eenden te laten voldoen aan de eisen van Verordening 1099/2009. [1] Daarvoor noemt de last drie opties:
- het verlagen van de frequentie van het waterbad naar 50 Hz of minder;
- het beperken van het tijdsinterval tussen het bedwelmen en doden tot maximaal 10 seconden;
- zorgen voor een wetenschappelijke onderbouwing van de huidige werkwijze.
Bij overtreding verbeurt [naam 1] een dwangsom van €5.000 per week met een maximum
van €50.000,-. De last onder dwangsom is verlopen op 10 september 2023.
2 [naam 1] heeft toegelicht dat het voldoen aan de last door uitvoering van de eerste twee opties bezwaarlijk is gelet op haar bedrijfsproces. Deze toelichting komt de voorzieningenrechter voorshands aannemelijk voor. Bij de derde optie is het de vraag of de last uitvoerbaar is binnen de gegeven termijn van zes weken, zeker nu de minister meent dat een uitgebreider onderzoek nodig is met dierproeven (met vergunning). Ondertussen lopen de dwangsommen op. Verder zijn er op dit moment geen aanwijzingen dat het dierenwelzijn in het geding is. Daarom neemt de voorzieningenrechter aan dat [naam 1] een spoedeisend belang heeft bij de beoordeling van haar verzoek.
3 Aan de last legt de minister ten grondslag dat sprake is van overtreding van de artikelen 4, eerste lid, en 6, tweede lid, en bijlage I, van Verordening 1099/2009.
Volgens artikel 4, eerste lid, mogen eenden worden gedood nadat zij zijn bedwelmd volgens een methode als beschreven in Bijlage I. Onder punt 3 staat de methode Elektrisch waterbad (Bijlage I onder 3), ook wel “eenvoudige bedwelming”. Als cruciale parameter wordt daarbij onder meer een maximaal tijdsinterval vermeld tussen bedwelmen en steken/doden voor frequenties boven 50 Hz.
Volgens de tweede volzin moeten de eenden bewusteloos en gevoelloos blijven tot zij dood zijn.
Volgens artikel 6, tweede lid, moeten bedrijven standaardwerkwijzen opstellen en uitvoeren die waarborgen dat wordt gehandeld volgens die normen.
4 Bij [naam 1] worden de eenden bedwelmd in een bad met een frequentie van 150 Hz en een stroomsterkte van ongeveer (gemiddeld) 238 mA per dier. In de werkwijze van [naam 1] is bepaald dat het aansnijden van de eenden binnen 18 seconden na de bedwelming gebeurt en het nasnijden binnen 30 seconden.
5 De minister stelt zich op het standpunt dat sprake is van overtreding omdat bij de controle is gebleken dat bij (de werkwijze van) [naam 1] het tijdsinterval tussen de bedwelming van de eenden en het aansnijden (
stun to stick) langer dan 10 seconden bedraagt. De minister heeft bij de controle niet vastgesteld dat bij de gevolgde werkwijze van [naam 1] de eenden niet bewusteloos en gevoelloos blijven tot zij dood zijn.
6 De bepalingen in de Verordening bepalen niet uitdrukkelijk wat het maximale tijdsinterval is als bedoeld in de artikelen 4 en 6 en de Bijlage; het is wel één van de cruciale parameters (naast bijv. de minimale stroomsterkte (A of mA), de maximale spanning (V) en de maximale frequentie (Hz). Het is daarom naar het oordeel van de voorzieningenrechter in eerste instantie aan de minister om te onderbouwen waarom het maximale tijdsinterval dat [naam 1] hanteert, in combinatie met de andere instellingen, niet voldoet aan de bepalingen van de Verordening. De minister wijst alleen naar een rapport van de European Food Safety Association (EFSA) uit 2019, dat weer verwijst naar een rapport van de Human Slaughter Association (HSA) uit 2015, waarin staat dat “
in any event, stun to neck cutting should not exceed 10 s, especially when using high frequencies”. De voorzieningenrechter is van oordeel dat deze (enkele) passage uit dit rapport een nogal magere onderbouwing is voor de overtreding. Daarbij betrekt de voorzieningenrechter dat EFSA bij navraag door [naam 1] in haar mailbericht van 14 april 2023 zelf opmerkt dat zij geen specifieke ‘
recommendations’ heeft ‘
on a specific stun-to-stick interval for ducks’.
7 Daarbij komt dat [naam 1] met Rapport 200 van Wageningen University Research (WUR) uit 2009 en de daarop gebaseerde publicaties van [naam 5] c.s. over onderzoek bij (oa) eenden aanknopingspunten heeft gegeven voor de conclusie dat het door haar gehanteerde maximum tijdsinterval van maximaal 30 seconden, in combinatie met de gehanteerde frequentie van 150 Hz en (gemiddeld) 238mA per dier, wel voldoende is. Uit dit rapport blijkt namelijk dat een frequentie van 400Hz en een stroomsterkte van 147 mA (per eend) voldoende is om alle dieren goed te verdoven. Bij [naam 1] is de frequentie lager en de stroomsterkte (gemiddeld) hoger, wat er op zou duiden dat deze instellingen voldoende kunnen zijn. Dit lijkt ook te volgen uit grafiek 3.13 op pagina 21 van het rapport van [naam 4] .
8 Gelet hierop, twijfelt de voorzieningenrechter of de last onder dwangsom in bezwaar in stand zal blijven. Daarom wijst de voorzieningenrechter het verzoek toe op de wijze zoals hierboven is vermeld.
9. Tot slot merkt de voorzieningenrechter op dat beide partijen er, gelet op deze twijfel, belang bij hebben dat in de bezwaarfase nader onderzoek plaatsvindt naar de vraag of de bij de eendenslachterij gehanteerde (cruciale) parameters, in onderlinge samenhang bezien, voldoen aan de vereisten van Verordening 1099/2009. [naam 1] heeft ter zitting bevestigd dat zij bereid is nader onderzoek te doen en daarvoor in overleg met de [naam 4] ook al de nodige voorbereidingen voor heeft getroffen. Het is van belang dat dit onderzoek zorgvuldig en met de nodige voortvarendheid wordt gedaan. De voorzieningenrechter raadt partijen daarom aan de inrichting, voortgang en uitvoering van het nader onderzoek met elkaar af te stemmen.
w.g. D. Brugman w.g. A. Verhoeven

Voetnoten

1.Verordening (EG) nr. 1099/2009 van de Raad van 24 september 2009 inzake de bescherming van diere bij het doden.