ECLI:NL:CBB:2023:548
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Proces-verbaal
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de subsidieaanvraag TVL in verband met omzetverlies door COVID-19
In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 14 september 2023 uitspraak gedaan over de aanvraag van een ondernemer voor de Tegemoetkoming Vaste Lasten (TVL) in het kader van de COVID-19-regeling. De ondernemer, die een eenmanszaak heeft in de [naam 3], had nevenactiviteiten ontplooid tijdens de coronaperiode, waaronder het verhuren van borrelplanken. De minister van Economische Zaken en Klimaat had de subsidie op nihil vastgesteld, omdat de ondernemer niet voldeed aan de eis van minimaal 30% omzetverlies. De minister baseerde zijn beslissing op de totale omzet van de ondernemer, waarbij zowel de hoofd- als nevenactiviteiten waren samengevoegd.
De ondernemer was het niet eens met deze berekening en stelde dat alleen de omzet uit zijn hoofdactiviteit in aanmerking had moeten worden genomen. Hij voerde aan dat het splitsen van de omzet van verschillende activiteiten niet mogelijk was voor een eenmanszaak en dat hij gestraft werd voor zijn inspanningen om zijn bedrijf draaiende te houden tijdens de pandemie. Het College erkende de frustratie van de ondernemer, maar oordeelde dat de regels van de TVL strikt zijn en geen ruimte bieden voor onderscheid tussen hoofd- en nevenactiviteiten. De minister had terecht de aangifte omzetbelasting als basis voor de subsidie gebruikt en de ondernemer voldeed niet aan de voorwaarden voor de TVL.
Het College verklaarde het beroep ongegrond, wat betekent dat de beslissing van de minister om de subsidie op nihil vast te stellen, in stand blijft. De uitspraak benadrukt de strikte toepassing van de regels rondom de TVL en de noodzaak voor ondernemers om aan specifieke voorwaarden te voldoen om in aanmerking te komen voor subsidie.