ECLI:NL:CBB:2023:530

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
26 september 2023
Publicatiedatum
21 september 2023
Zaaknummer
22/2274
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag investeringssubsidie duurzame energie en energiebesparing door de minister

In deze uitspraak van het College van Beroep voor het Bedrijfsleven op 26 september 2023, zaaknummer 22/2274, is de aanvraag van [naam 1] voor een investeringssubsidie duurzame energie en energiebesparing afgewezen door de minister voor Klimaat en Energie. De aanvraag betrof isolatiemaatregelen voor gevel- en glasisolatie. De minister heeft de aanvraag afgewezen op basis van artikel 4.5.9, derde lid, aanhef en onder b, van de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies, omdat er meer dan 12 maanden waren verstreken tussen het aanbrengen van de eerste maatregel (glasisolatie) op 4 december 2020 en de subsidieaanvraag op 12 december 2021. De minister verklaarde het bezwaar van [naam 1] ongegrond in het bestreden besluit van 5 oktober 2022. Tijdens de zitting op 15 augustus 2023 heeft [naam 1] betoogd dat de termijn van 12 maanden betrekking had op de periode tussen de eerste en tweede maatregel, maar het College oordeelde dat de minister de aanvraag terecht had afgewezen. De Regeling biedt geen ruimte voor afwijkingen van de termijn, en de minister was verplicht de aanvraag af te wijzen. Het College verklaarde het beroep ongegrond en er zijn geen proceskosten voor vergoeding in aanmerking gekomen.

Uitspraak

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 22/2274

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 26 september 2023 in de zaak tussen

[naam 1] , te [woonplaats] ( [naam 1] )

en

de minister voor Klimaat en Energie (gemachtigde: mr. M. Zweers)

Procesverloop

Met het besluit van 23 mei 2022 (afwijzingsbesluit) heeft de minister de aanvraag van [naam 1] om een investeringssubsidie duurzame energie en energiebesparing (investeringssubsidie) in het kader van titel 4.5 van de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies (Regeling) voor de energiebesparende isolatiemaatregelen gevel- en glasisolatie afgewezen.
Met het besluit van 5 oktober 2022 (het bestreden besluit) heeft de minister het bezwaar van [naam 1] ongegrond verklaard.
[naam 1] heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De minister heeft een verweerschrift ingediend.
De zitting was op 15 augustus 2023. Aan de zitting hebben deelgenomen [naam 1] , [naam 2] , en de minister, bijgestaan door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1.1
De minister verstrekt subsidies voor activiteiten die passen in het beleid inzake energie en duurzaamheid (artikel 2, eerste lid, aanhef en onder a, van de Kaderwet EZK- en LNV-subsidies), zoals investeringssubsidies. De Regeling geeft de regels voor het verstrekken van investeringssubsidies (artikel 2, eerste lid, van het Kaderbesluit nationale EZK- en LNV-subsidies (Kaderbesluit)). Een aanvraag voor investeringssubsidie wordt afgewezen als niet wordt voldaan aan een subsidievoorwaarde uit de Regeling (artikel 22, eerste lid, aanhef en onder a, van het Kaderbesluit).
1.2
Uit artikel 4.5.9, derde lid, van de Regeling, zoals dit luidde op het moment van de subsidieaanvraag, volgt dat de minister een aanvraag voor een investeringssubsidie voor energiebesparende isolatiemaatregelen, als bedoeld in artikel 4.5.2, derde lid, van de Regeling, afwijst als – kort gezegd – de aanvraag geen betrekking heeft op twee verschillende typen investeringen of er meer dan twaalf maanden zijn verstreken tussen het uitvoeren van de eerste maatregel en het aanvragen van de subsidie.
1.3
Het toepasselijke wettelijke kader is opgenomen in de bijlage van deze uitspraak.
Aanleiding voor deze procedure
2.1
[naam 1] heeft op 12 december 2021 investeringssubsidie aangevraagd voor de energiebesparende isolatiemaatregelen gevel- en glasisolatie, als bedoeld in artikel 4.5.2, tweede lid, aanhef en onderdeel b, in combinatie met derde lid, aanhef en onderdelen b en c, van de Regeling (de aanvraag). Met het afwijzingsbesluit heeft de minister de aanvraag afgewezen.
2.2
In het bestreden besluit is de minister bij zijn standpunt gebleven. [naam 1] heeft de maatregel glasisolatie als eerste maatregel laten uitvoeren op 4 december 2020. De datum van de door [naam 1] overgelegde factuur voor glasisolatie is 4 december 2020, en op de factuur staat vermeld dat de datum van de dienstverlening overeenkomt met de factuurdatum. [naam 1] heeft de aanvraag op 12 december 2021 gedaan, zodat de aanvraag acht dagen buiten de termijn, als bedoeld in artikel 4.5.9, derde lid, aanhef en onderdeel b, van de Regeling, is ingediend en om die reden moest worden afgewezen. De Regeling biedt de minister geen ruimte om van die termijn af te wijken. Omdat de glasisolatie (eerste maatregel) niet in aanmerking komt voor subsidie, moest de minister de gehele aanvraag – inclusief de aanvraag voor gevelisolatie (tweede maatregel) – afwijzen.
Standpunt van [naam 1]
3 [naam 1] voert aan dat de minister de aanvraag ten onrechte heeft afgewezen. De minister had het tijdsverloop tussen de uitvoering van de eerste maatregel en de tweede maatregel anders moeten berekenen. [naam 1] heeft ter zitting toegelicht dat zij ervan uitging dat de twaalf maanden termijn zag op de periode tussen het aanbrengen van de eerste en de tweede maatregel. In haar geval zijn de eerste en tweede maatregel binnen een jaar van elkaar uitgevoerd, zodat zij feitelijk voldoet aan de twaalf maanden termijn. Op de website van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RvO) stond op het moment van de aanvraag niet vermeld dat de aanvraag binnen twaalf maanden na de eerste maatregel moest worden ingediend.
Standpunt van de minister
4 De minister stelt zich op het standpunt dat hij de aanvraag terecht heeft afgewezen. De minister gaat ervan uit dat de eerste maatregel op 4 december 2020 is aangebracht. Ter zitting heeft de minister toegelicht dat in de Regeling duidelijk staat vermeld dat er niet meer dan twaalf maanden mogen zijn verstreken tussen het aanbrengen van de eerste maatregel en de aanvraag. Op de website van de RvO staat nu ook duidelijk vermeld dat de aanvraag binnen twaalf maanden na de eerste maatregel moet worden ingediend. Ter zitting heeft de minister ook toegelicht dat om een extra stimulans te geven aan de verduurzaming, tijdelijk de eis werd gesteld dat de aanvraag betrekking moet hebben op twee typen investeringen.
Beoordeling door het College
5.1
Het College volgt de minister in zijn standpunt dat met artikel 4.5.9, derde lid, aanhef en onderdeel b, van de Regeling dwingend is voorgeschreven dat de aanvraag voor subsidie moet worden afgewezen indien meer dan twaalf maanden zijn verstreken tussen het installeren of aanbrengen van de eerste van de twee typen investeringen, bedoeld in onderdeel a, en de aanvraag voor subsidie. [naam 1] heeft een aanvraag gedaan voor twee typen investeringen, bedoeld in artikel 4.5.9, derde lid, aanhef en onderdeel a, van de Regeling, namelijk de energiebesparende isolatiemaatregelen glas- en gevelisolatie.
5.2
Niet in geschil is dat de glasisolatie als eerste type maatregel is aangebracht en dat de aanvraag op 12 december 2021 is ingediend. Ook is niet in geschil dat de eerste maatregel op 4 december 2020 is aangebracht. Dat betekent dat er meer dan twaalf maanden zijn verstrekken tussen het aanbrengen van de eerste maatregel (4 december 2020) en de aanvraag (12 december 2021). Ter zitting heeft [naam 1] nog wel aangevoerd dat er na 4 december 2020 nog vijf dagen lang werkzaamheden zijn uitgevoerd, maar of dit inderdaad het geval is kan in het midden blijven aangezien dit niets verandert aan het overschrijden van de genoemde termijn. De minister heeft de aanvraag voor beide typen subsidies daarom terecht afgewezen op grond van artikel 4.5.9, derde lid, aanhef en onderdeel b, van de Regeling. Het College kan niet nagaan of het juist is dat op de website van de RvO op het moment van de aanvraag niet stond vermeld dat de aanvraag binnen twaalf maanden na het aanbrengen van de eerste maatregel moest worden ingediend, maar ook dit kan buiten beschouwing blijven, omdat dit duidelijk uit de Regeling zelf volgt. Zoals de minister terecht heeft opgemerkt bevat de Regeling geen hardheidsclausule en biedt de Regeling de minister dus geen ruimte voor een belangenafweging als bedoeld in artikel 3:4, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht. De minister was gehouden de aanvraag af te wijzen.
Conclusie
6. Het beroep is ongegrond. Er zijn geen proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen.

Beslissing

Het College verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H.O. Kerkmeester, in aanwezigheid van mr. L. ten Hove, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 26 september 2023.
w.g. H.O. Kerkmeester De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen

Bijlage

Kaderwet EZK- en LNV-subsidies (Kaderwet)
Artikel 2
1. Onze Minister van Economische Zaken en Klimaat kan subsidies verstrekken voor activiteiten die passen in het beleid inzake:
a. energie en duurzaamheid;
(…)
Kaderbesluit nationale EZK- en LNV-subsidies (Kaderbesluit)
Hoofdstuk 2. Verstrekken van subsidie
Artikel 2
1. Onze Minister kan op aanvraag voor de activiteiten op de gebieden, genoemd in artikel 2 of 2a van de Kaderwet EZK- en LNV-subsidies, subsidie verstrekken volgens bij ministeriële regeling bepaalde regels.
(…)
Hoofdstuk 8. Afwijzingsgronden
Artikel 22
1. Onze Minister beslist afwijzend op een aanvraag om subsidie indien:
a. de aanvraag niet voldoet aan de bij of krachtens dit besluit gestelde regels;
(…)
Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies (Regeling)
Titel 4.5. Investeringssubsidie duurzame energie en energiebesparing (ISDE)
Artikel 4.5.1. Begripsomschrijving
In deze titel wordt verstaan onder:
(…)
eigenaar-bewoner: natuurlijke persoon die:
a. een woning in eigendom heeft waarin hij zijn hoofdverblijf heeft of direct na renovatie van deze woning zal hebben; of
b. gerechtigde is van een bestaand appartementsrecht als bedoeld in artikel 106, eerste lid, van Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek en in het desbetreffende appartement zijn hoofdverblijf heeft of direct na renovatie van dat appartement zal hebben;
(…)
Artikel 4.5.2. Subsidieverstrekking
1. De minister verstrekt op aanvraag subsidie voor een investering of combinatie van investeringen die bestemd is voor:
a. de productie van duurzame energie;
b. energiebesparende isolatiemaatregelen; of
c. de aansluiting op een warmtenet.
(…)
3. Voor zover de subsidie betrekking heeft op een investering voor energiebesparende isolatiemaatregelen als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, wordt deze verstrekt aan een eigenaar-bewoner ten behoeve van de aanschaf en het door een bouwbedrijf in een koopwoning laten aanbrengen van isolatiemateriaal, dat is voorzien van een prestatieverklaring, voor één of meer van de volgende typen energiebesparende isolatiemaatregelen:
a. dakisolatie, waarbij:
1°. ten minste 25 vierkante meter van de oppervlakte van het bestaande dak in de bestaande thermische schil of, indien de zolder of vliering onverwarmd is, van ten minste 25 vierkante meter van de oppervlakte van de bestaande zolder- of vlieringvloer, wordt geïsoleerd;
2°. het isolatiemateriaal een Rd-waarde van ten minste 3,5 m2K/W heeft; en
3°. het aanbrengen van lokaal gespoten PIR of PUR gebeurt met HFK-vrije blaasmiddelen;
b. gevelisolatie, waarbij:
1°. ten minste 15 vierkante meter van de oppervlakte van de binnen- of buitengevel van de bestaande thermische schil wordt geïsoleerd; en
2°. het isolatiemateriaal een Rd-waarde van ten minste 3,5 m2K/W heeft;
c. glas-, kozijnpaneel- of deurisolatie in de bestaande thermische schil door het vervangen van ten minste 10 vierkante meter van de oppervlakte van:
1°. glas, kozijnpanelen of deuren door HR++ glas, eventueel in combinatie met nieuwe isolerende kozijnpanelen of nieuwe isolerende deuren met een Ud-waarde van ten hoogste 1,5 W/m2K; of
2°. glas, kozijnpanelen of deuren door triple-glas, in combinatie met een nieuw isolerend kozijn met een Uf-waarde van ten hoogste 1,5 W/ m2K, eventueel in combinatie met nieuwe isolerende kozijnpanelen of nieuwe isolerende deuren met een Ud-waarde van ten hoogste 1,0 W/m2K;
d. spouwmuurisolatie, waarbij:
1°. ten minste 15 vierkante meter van de oppervlakte van bestaande spouwmuren in de bestaande thermische schil wordt geïsoleerd;
2°. het isolatiemateriaal een Rd-waarde van ten minste 1,1 m2K/W heeft; en
3°. het aanbrengen van lokaal gespoten PIR of PUR gebeurt met HFK-vrije blaasmiddelen;
d. vloer- of bodemisolatie, waarbij:
1°. ten minste 25 vierkante meter van de oppervlakte van de bestaande vloer of de bestaande bodem in de bestaande thermische schil wordt geïsoleerd;
2°. het isolatiemateriaal een Rd-waarde van ten minste 3,5 m2K/W heeft; en
3°. het aanbrengen van lokaal gespoten PIR of PUR gebeurt met HFK-vrije blaasmiddelen.
(…)
Artikel 4.5.9. Afwijzingsgronden
(…)
3. De minister beslist afwijzend op een aanvraag voor subsidie voor een investering voor energiebesparende isolatiemaatregelen als bedoeld in artikel 4.5.2, derde lid, indien:
a. de aanvraag voor subsidie geen betrekking heeft op:
1°. twee of meer verschillende typen investeringen die op het moment van indiening van de aanvraag op grond van deze titel voor subsidie in aanmerking kunnen komen; of
2°. een investering in ten minste twee typen energiebesparende isolatiemaatregelen als bedoeld in artikel 4.5.2, derde lid, dan wel een investering in ten minste één type isolatiemaatregel als bedoeld in artikel 4.5.2, derde lid, in combinatie met een investering in ten minste één installatie voor de productie van duurzame energie of aansluiting op een warmtenet als bedoeld in artikel 4.5.2, tweede lid, onderdelen a en b, respectievelijk vierde lid;
b. meer dan 12 maanden zijn verstreken tussen het installeren of aanbrengen van de eerste van de twee typen investeringen, bedoeld in onderdeel a, en de aanvraag voor subsidie.
(…)