ECLI:NL:CBB:2023:52

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
31 januari 2023
Publicatiedatum
30 januari 2023
Zaaknummer
21/1193
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van bezwaar inzake subsidie COVID-19

Op 31 januari 2023 heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven uitspraak gedaan in de zaak van Greenboats B.V. tegen de staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat. De appellante had beroep ingesteld tegen een besluit van de staatssecretaris van 15 september 2021, waarin het bezwaar van Greenboats B.V. niet-ontvankelijk werd verklaard vanwege een niet verschoonbare overschrijding van de bezwaartermijn. In een eerdere uitspraak van 17 mei 2022 had het College het beroep ongegrond verklaard zonder zitting, op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht.

Greenboats B.V. heeft verzet aangetekend tegen deze uitspraak. In het verzetschrift heeft de appellante argumenten aangevoerd die het College hebben doen besluiten dat het eerdere oordeel niet langer stand kan houden. Het College heeft geoordeeld dat het verzet gegrond is en dat de eerdere uitspraak van 17 mei 2022 vervalt. De zaak wordt nu doorverwezen naar een meervoudige kamer voor verder onderzoek.

Daarnaast heeft het College de staatssecretaris veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van het verzet, die zijn vastgesteld op € 418,50. Deze uitspraak is openbaar uitgesproken op 31 januari 2023, waarbij mr. R.W.L. Koopmans de beslissing heeft genomen in aanwezigheid van griffier mr. S. van Noordt.

Uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 21/1193

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 31 januari 2023 op het verzet van

Greenboats B.V., te Amsterdam, appellante

(gemachtigden: mr. S. Levelt en mr. R. van Exter)

Procesverloop

Appellante heeft beroep ingesteld tegen het besluit van de staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat (staatssecretaris) van 15 september 2021, waarbij het bezwaar van appellante niet-ontvankelijk is verklaard wegens niet verschoonbare overschrijding van de bezwaartermijn.
Bij uitspraak met toepassing van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht, dus zonder zitting, van 17 mei 2022 heeft het College het beroep ongegrond verklaard.
Appellante heeft tegen de uitspraak van het College van 17 mei 2022 verzet gedaan.

Overwegingen

1. Het College heeft het beroep ongegrond verklaard omdat de staatssecretaris het bezwaar op goede gronden niet-ontvankelijk heeft verklaard.
2. Op grond van wat in het verzetschrift is aangevoerd is het College thans van oordeel dat het beroep niet
kennelijkongegrond is. Het verzet moet daarom gegrond worden verklaard.
3. Omdat het verzet gegrond wordt verklaard, vervalt de uitspraak van
17 mei 2022 en wordt het onderzoek voortgezet in de stand waarin het zich bevond. Het College verwijst de zaak naar een meervoudige kamer.
4. De staatssecretaris moet de proceskosten van het verzet van appellante vergoeden (0,5 punt voor het indienen van een verzetschrift, waarde per punt
€ 837,-, wegingsfactor 1).

Beslissing

Het College:
  • verklaart het verzet gegrond;
  • veroordeelt de staatssecretaris in de proceskosten van het verzet van appellante tot een bedrag van € 418,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.W.L. Koopmans, in aanwezigheid van
mr. S. van Noordt, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken
op 31 januari 2023.
w.g. R.W.L. Koopmans w.g. S. van Noordt