ECLI:NL:CBB:2023:515

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
19 september 2023
Publicatiedatum
14 september 2023
Zaaknummer
22/1881
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag basis- en vergroeningsbetaling door landbouwer wegens te late indiening

In deze zaak heeft een landbouwer beroep ingesteld tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor basis- en vergroeningsbetalingen op grond van de Uitvoeringsregeling rechtstreekse betalingen GLB. De aanvraag was ingediend op 13 juli 2022, terwijl de uiterste datum voor indiening 16 mei 2022 was. De minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit had de aanvraag afgewezen omdat deze te laat was ingediend. De landbouwer voerde aan dat hij door omstandigheden, waaronder problemen met zijn vorige maatschap en de vertraging bij de Kamer van Koophandel, niet in staat was om de aanvraag tijdig in te dienen. Hij deed een beroep op overmacht.

Het College van Beroep voor het bedrijfsleven oordeelde dat de aanvraag inderdaad te laat was ingediend en dat er geen sprake was van overmacht of uitzonderlijke omstandigheden. De landbouwer had de verantwoordelijkheid om zijn aanvraag tijdig in te dienen en had, ondanks de problemen, de mogelijkheid om zijn aanvraag met het oude KvK-nummer in te dienen. Het College benadrukte dat de landbouwer een risico had genomen door te wachten op het nieuwe KvK-nummer en dat de gevolgen daarvan voor zijn rekening kwamen.

De uitspraak werd gedaan door mr. A. Venekamp, met mr. T. Kuiper als griffier. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 19 september 2023, waarbij het beroep van de landbouwer ongegrond werd verklaard en de minister geen proceskosten hoefde te vergoeden.

Uitspraak

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 22/1881

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 19 september 2023 in de zaak tussen

[naam 1] , te [plaats] , de landbouwer,

en

de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, de minister

(gemachtigden: mr. M. van den Brink en mr. J. van Horsen).

Procesverloop

Met het besluit van 14 juli 2022 heeft de minister de aanvraag van de landbouwer om toewijzing van aanvullende betalingsrechten uit de Nationale reserve voor starters en om uitbetaling van betalingsrechten (basisbetaling) en vergroeningsbetaling op grond van de Uitvoeringsregeling rechtstreekse betalingen GLB (Uitvoeringsregeling) afgewezen.
Met het besluit van 26 augustus 2022 (het bestreden besluit) heeft de minister het bezwaar van de landbouwer ongegrond verklaard.
De landbouwer heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De minister heeft een verweerschrift ingediend.
De zitting was op 9 augustus 2023. Aan de zitting hebben de landbouwer en de gemachtigden van de minister deelgenomen. Voor de landbouwer was tevens aanwezig [naam 2] .

Overwegingen

1. De landbouwer heeft op 13 juli 2022 de Gecombineerde opgave 2022 digitaal bij de minister ingediend. Daarbij heeft hij gevraagd om toewijzing van aanvullende betalingsrechten uit de Nationale reserve voor starters en om uitbetaling van de basis- en vergroeningsbetaling. Met het besluit van 14 juli 2022 heeft de minister die aanvraag afgewezen, omdat de aanvraag te laat is ontvangen. Met het bestreden besluit heeft de minister het besluit van 14 juli 2022 gehandhaafd.
2. De landbouwer is het niet eens met de afwijzing. Daartoe voert hij het volgende aan. Door problemen in de vorige maatschap was het voorgaande jaren niet gelukt om de Gecombineerde opgave op de juiste manier in te dienen. In 2022 waren deze problemen opgelost en is een nieuw KvK-nummer aangevraagd voor de eenmanszaak waarmee hij de Gecombineerde opgave in 2022 wilde indienen. De Kamer van Koophandel (KvK) had beloofd dat hij dit nummer vóór 15 mei 2022 zou krijgen. Toen bleek dat deze datum niet zou worden gehaald, heeft hij direct contact opgenomen met de minister om de situatie toe te lichten. Op het moment dat de landbouwer beschikking had over een KvK-nummer was het niet mogelijk om de Gecombineerde opgave in te dienen, omdat daartoe een TAN-code was vereist. Dit is door de minister niet gecommuniceerd, terwijl de minister op de hoogte was van het voornemen om de Gecombineerde opgave spoedig in te dienen. De landbouwer doet een beroep op overmacht.
3. De uiterste datum voor het indienen van een aanvraag voor het jaar 2022 was
16 mei 2022 (artikel 30 van Verordening 1307/2013 van 17 december 2013, gelezen in samenhang met de artikelen 12, 13 en 14 van Gedelegeerde Verordening 640/2014 van
11 maart 2014 (Verordening 640/2014) en de artikelen 13 en 22 van Uitvoeringsverordening 809/2014 van 17 juli 2014 en artikel 4.2, derde lid, van de Uitvoeringsregeling). Wordt de termijn met meer dan 25 kalenderdagen overschreden, dan wordt de aanvraag niet-ontvankelijk geacht en worden aan de begunstigde geen betalingsrechten toegewezen en wordt geen steun verleend (artikelen 14 en 13 van Verordening 640/2014). Dit betekent dat bij een aanvraag ingediend na 11 juni 2022 geen betalingsrechten worden toegewezen en geen steun wordt verleend behoudens overmacht en uitzonderlijke omstandigheden (als bedoeld in artikel 4 van Verordening 640/2014).
4. De door de landbouwer ingediende aanvraag dateert van 13 juli 2022 en is dus te laat ingediend. Van overmacht of uitzonderlijke omstandigheden is geen sprake. Volgens vaste rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (zie bijvoorbeeld het arrest van
11 juli 2002, Käserei Champignon Hofmeister, ECLI:EU:C:2002:440, punt 79) moet het begrip “overmacht” inzake landbouwverordeningen zo worden uitgelegd, dat zich abnormale en onvoorzienbare omstandigheden hebben voorgedaan, die vreemd zijn aan degene die zich erop beroept, en waarvan de gevolgen in weerwil van alle mogelijke voorzorgen niet hadden kunnen worden vermeden. Een dergelijke situatie doet zich hier niet voor. Het College wil wel aannemen dat de overgang van de maatschap naar de eenmanszaak voor de landbouwer een lastige periode betrof. Dat neemt niet weg dat het de verantwoordelijkheid van de landbouwer was om zijn aanvraag tijdig, dat wil zeggen uiterlijk op 17 mei 2022, in te dienen en daartoe over alle benodigde gegevens te beschikken. Daarbij komt dat toen voor hem duidelijk werd dat de KvK vóór die datum de uitschrijving van de maatschap en de inschrijving van de eenmanszaak in het handelsregister nog niet had geregeld, de landbouwer de aanvraag zekerheidshalve met het nog bestaande KvK-nummer had kunnen indienen dan wel daarover met de minister in contact had kunnen treden. De landbouwer heeft weliswaar gesteld dat hij contact heeft gehad met de minister, maar de minister heeft erop gewezen dat die contacten dateren van vóór de periode van het indienen van de aanvraag (1 maart 2022) of ná 11 juni 2022. Door met het indienen van de aanvraag te wachten op het nieuwe
KvK-nummer, heeft de landbouwer een risico genomen waarvan de gevolgen voor zijn rekening dienen te komen.
5. Het beroep is ongegrond. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

Het College verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Venekamp, in aanwezigheid van mr. T. Kuiper, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 19 september 2023.
w.g. A. Venekamp w.g. T. Kuiper