ECLI:NL:CBB:2023:489

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
12 september 2023
Publicatiedatum
8 september 2023
Zaaknummer
22/330 en 22/1131
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van TVL-subsidie aan dansstudio in het kader van COVID-19-regeling

In deze uitspraak van het College van Beroep voor het Bedrijfsleven op 12 september 2023, met zaaknummers 22/330 en 22/1131, staat de aanvraag van een dansstudio voor de Tegemoetkoming Vaste Lasten (TVL) subsidie centraal. De dansstudio had aanvragen ingediend voor de periodes juni tot en met september 2020 en januari tot en met maart 2021, maar deze aanvragen werden door de minister van Economische Zaken en Klimaat afgewezen. In de zaak 22/330 werd de aanvraag afgewezen omdat deze te laat was ingediend, terwijl in de zaak 22/1131 de afwijzing was gebaseerd op het feit dat de dansstudio op 15 maart 2020 nog niet ingeschreven stond in het Handelsregister.

De dansstudio, vertegenwoordigd door [naam 1], voerde aan dat de late indiening van de aanvraag in zaak 22/330 te wijten was aan gezondheidsproblemen van de eigenaar, die in die periode met ernstige medische aandoeningen te maken had. Het College oordeelde dat de minister in zaak 22/330 de aanvraag niet had mogen afwijzen op basis van de te late indiening, omdat dit in dit specifieke geval onevenredig was. Echter, in beide zaken werd uiteindelijk geconcludeerd dat de dansstudio geen recht had op de TVL-subsidie, omdat zij op de relevante datum niet ingeschreven stond in het Handelsregister.

Het College benadrukte dat de inschrijving in het Handelsregister een vereiste is voor de toekenning van de subsidie en dat de dansstudio niet kon aantonen dat zij op 15 maart 2020 aan deze voorwaarde voldeed. De uitspraak concludeert dat, hoewel de afwijzing in zaak 22/330 niet terecht was, de dansstudio alsnog geen recht had op de subsidie vanwege de inschrijvingskwestie. De beslissing van de minister om de aanvragen af te wijzen werd in stand gehouden, en er werden geen proceskosten toegewezen.

Uitspraak

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummers: 22/330 en 22/1131

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 12 september 2023 in de zaken tussen

[naam 1] handelende onder de naam [naam 1], te [woonplaats] (de dansstudio)
en

de minister van Economische Zaken en Klimaat.

Procesverloop

Zaak 22/330: Met het besluit van 8 maart 2021 heeft de minister de (pro forma) aanvraag van de dansstudio voor een TVL-subsidie op grond van de Regeling subsidie financiering vaste lasten MKB COVID-19 voor de periode juni tot en met september 2020 afgewezen. Met de beslissing op bezwaar van 31 januari 2022 heeft de minister het bezwaar van de dansstudio ongegrond verklaard.
Zaak 22/1131: Met het besluit van 25 maart 2021 heeft de minister de aanvraag van de dansstudio voor een TVL-subsidie op grond van de Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19 voor de periode januari tot en met maart 2021 afgewezen. Met de beslissing op bezwaar van 16 juni 2022 heeft de minister het bezwaar van de dansstudio ongegrond verklaard.
De dansstudio heeft beroep ingesteld tegen beide beslissingen op bezwaar. De minister heeft in beide zaken een verweerschrift ingediend.
De zitting was op 22 mei 2023. Aan de zitting hebben deelgenomen namens de dansstudio [naam 1] en namens de minister mr. [naam 2] en mr. [naam 3] .
Op de zitting is afgesproken dat meneer [naam 1] nog medische informatie mocht indienen. Dat heeft hij gedaan, en de minister heeft op de informatie gereageerd. Geen van de partijen heeft verklaard gebruik te willen maken van het recht om op een nadere zitting te worden gehoord. Het College heeft vervolgens bepaald dat een nadere zitting achterwege blijft.

Overwegingen

Inleiding en oordeel
1. Deze uitspraak gaat over twee zaken van dezelfde dansstudio. Beide zaken gaan over een aanvraag voor TVL-subsidie, in de zaak 22/330 voor de maanden juni tot en met september 2020 en in de zaak 22/1131 voor de maanden januari tot en met maart 2021. De minister heeft in beide zaken de aanvraag afgewezen, in de zaak 22/330 omdat de aanvraag te laat is ingediend en in de zaak 22/1131 omdat de dansstudio op 15 maart 2020 nog niet was ingeschreven in het Handelsregister.
2 De dansstudio is het niet eens met de afwijzing van de aanvragen. Dat de aanvraag voor juni tot en met september 2020 te laat is ingediend is het gevolg van de gezondheidssituatie van meneer [naam 1] . En volgens de dansstudio is de huidige eenmanszaak een voortzetting van een stichting, die op 15 maart 2020 al wel in het Handelsregister was ingeschreven.
3 In de zaak 22/330 krijgt de dansstudio van het College gelijk: de minister had in die zaak de aanvraag niet mogen afwijzen omdat die te laat is ingediend. Maar in beide zaken krijgt de dansstudio uiteindelijk geen TVL-subsidie, omdat de dansstudio op 15 maart 2020 nog niet was ingeschreven in het Handelsregister. Het College licht hierna toe hoe het tot dit oordeel komt en wat de gevolgen daarvan zijn.
Mocht de minister de aanvraag afwijzen omdat die te laat is ingediend?
4 De aanvraag voor TVL-subsidie voor de maanden juni tot en met september 2020 is te laat ingediend. Daar zijn de dansstudio en de minister het over eens. De aanvraagperiode liep van 30 juni tot en met 30 oktober 2020. [1] Meneer [naam 1] heeft op 18 december 2020 en 11 januari 2021 telefonisch contact gehad met de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO), waarbij hij heeft aangegeven dat hij TVL-subsidie had willen aanvragen. De RVO heeft toen een melding aangemaakt, die door de minister is beschouwd als een (pro forma) aanvraag. De minister heeft de aanvraag vervolgens afgewezen, omdat die te laat is ingediend.
5 De dansstudio is het niet eens met de afwijzing. Tijdens de aanvraagperiode ging het helemaal niet goed met de gezondheid van meneer [naam 1] . Van 29 september tot en met 9 oktober 2020 lag meneer [naam 1] in het ziekenhuis vanwege hartfalen. Bovendien is tijdens de aanvraagperiode vastgesteld dat hij kanker heeft. Vanaf eind juli 2020 zijn in verband daarmee diverse onderzoeken uitgevoerd en in december 2020 is met behandelingen gestart. Op de zitting heeft meneer [naam 1] verteld dat hij er in die tijd ook helemaal alleen voor stond. De mensen om hem heen hadden het in die tijd ook zwaar te verduren. De gezondheid van zijn moeder was zelfs zo slecht dat hij haar nooit heeft verteld dat hij kanker heeft. Meneer [naam 1] verzorgt zelf de administratie van de dansstudio en is ook de enige dansleraar. In die periode heeft hij, ondanks zijn gezondheidsproblemen, geprobeerd de dansstudio zo goed en zo kwaad als het ging draaiend te houden en zo veel mogelijk danslessen te laten doorgaan. Hij was er helemaal niet toe in staat om in die periode ook nog een TVL-aanvraag in te dienen. Daarom vindt hij het niet eerlijk dat de aanvraag toch is afgewezen.
6 De minister stelt zich op het standpunt dat het voor meneer [naam 1] niet onmogelijk was om op tijd een aanvraag in te dienen. Na zijn ontslag uit het ziekenhuis had hij daarvoor nog drie weken de tijd. De minister geeft aan dat hij begrijpt dat meneer [naam 1] in die periode vanwege zijn gezondheid andere prioriteiten had, maar dat dit hem niet van de verplichting ontslaat om tijdig een aanvraag in te (laten) dienen. Meneer [naam 1] had dit zelf kunnen doen, een gemachtigde kunnen vragen dit voor hem te doen of op zijn minst contact met de RVO kunnen opnemen. Het is de verantwoordelijkheid van de dansstudio om tijdig een aanvraag in te dienen en als dat niet gebeurt komen de gevolgen voor rekening van de dansstudio.
7 Uit de TVL-regeling volgt dat de minister afwijzend op een aanvraag beslist als die aanvraag niet op tijd is ingediend. [2] Te laat indienen van een TVL-aanvraag is een dwingende afwijzingsgrond in de TVL-regeling voor alle kwartalen. De Algemene wet bestuursrecht en de Kaderwet EZK- en LNV-subsidies (waarop de TVL-regeling gebaseerd is) bieden geen grondslag om van die dwingende afwijzingsgrond af te wijken.
8 In een eerdere uitspraak heeft het College beschreven hoe de minister met te laat ingediende aanvragen omgaat. [3] Het gaat daarbij om tegenwettelijk begunstigend beleid dat zijn grondslag vindt in het ongeschreven evenredigheidsbeginsel. Het evenredigheidsbeginsel houdt in dat de nadelige gevolgen van een besluit niet onevenredig mogen zijn in verhouding tot het doel daarvan. Het College beoordeelt of de afwijzing in strijd is met dit ongeschreven evenredigheidsbeginsel. [4]
9 Het College oordeelt dat de afwijzing in dit geval onevenredig is. Meneer [naam 1] kreeg tijdens de aanvraagperiode te maken met een opstapeling van ziekten en tegenslagen. Hij heeft tijdens de aanvraagperiode anderhalve week in het ziekenhuis gelegen met hartfalen. Hij heeft ook te horen gekregen dat hij kanker heeft. Tijdens de drie weken die na de ziekenhuisopname nog resteerden van de aanvraagperiode, is daarvoor een behandelplan gemaakt. In die periode stond meneer [naam 1] er, zowel persoonlijk als in de dansstudio, helemaal alleen voor. Hij heeft geprobeerd om ondanks zijn slechte gezondheid de dansstudio draaiend te houden, waarbij zijn eerste prioriteit de continuïteit van de danslessen was. Hoewel meneer [naam 1] wellicht fysiek in staat was om een aanvraag in te dienen of iemand te vragen dat voor hem te doen, vindt het College het heel goed voorstelbaar dat hij door de diagnose en het vooruitzicht van ingrijpende behandelingen heel andere dingen aan zijn hoofd had. Naar het oordeel van het College had de minister daar rekening mee moeten houden. Het gevolg van het besluit is dat de aanvraag is afgewezen zonder dat inhoudelijk is beoordeeld of de dansstudio recht heeft op TVL-subsidie, en dat is naar het oordeel van het College onder deze omstandigheden niet evenredig. De minister had de dansstudio daarom in de gelegenheid moeten stellen om alsnog het aanvraagformulier in te vullen.
10 De dansstudio krijgt op dit punt gelijk en het beroep is gegrond. Maar dat betekent nog niet dat er ook daadwerkelijk een TVL-subsidie toegekend moet worden. Op de zitting heeft het College aan de vertegenwoordigers van de minister gevraagd wat er zou zijn besloten als de dansstudio wel het aanvraagformulier had mogen invullen. Zij hebben aangegeven dat de aanvraag dan ook zou zijn afgewezen, omdat de dansstudio op 15 maart 2020 nog niet in het Handelsregister stond ingeschreven. Dat is dezelfde afwijzingsgrond als in de andere zaak. Om te kunnen beslissen wat er nu moet gebeuren zal het College daarom de vraag of dat moet leiden tot een afwijzing van de aanvraag hierna voor allebei de zaken beantwoorden.
Was de dansstudio op 15 maart 2020 ingeschreven in het Handelsregister?
11 De aanvraag voor TVL-subsidie voor de maanden januari tot en met maart 2021 is door de minister afgewezen omdat de dansstudio op 15 maart 2020 nog niet was ingeschreven in het Handelsregister van de Kamer van Koophandel. En zoals het College in overweging 10 al heeft opgeschreven, stelt de minister dat de subsidieaanvraag voor de maanden juni tot en met september 2020 ook om die reden afgewezen zou moeten worden.
12 Voor beide aanvragen geldt dat voor de toekenning van TVL-subsidie vereist is dat de dansstudio op 15 maart 2020 was ingeschreven in het Handelsregister. [5] Als niet aan dat vereiste is voldaan, moet de minister de aanvraag afwijzen. [6] De dansstudio is op 26 juni 2020 met terugwerkende kracht vanaf 1 maart 2020 ingeschreven bij het Handelsregister.
13 De dansstudio stelt dat zij al veel langer bestaat. De dansstudio is gestart als eenmanszaak, maar om in aanmerking te kunnen komen voor subsidies en sponsoring is ervoor gekozen de activiteiten onder te brengen in een stichting: Stichting [naam 1] Theatervorming, -Expositie en Projecten. Omdat stichtingen buiten het bereik van coronasteunmaatregelen zoals de TOZO vallen is de eenmanszaak opnieuw ingeschreven. Op de zitting heeft meneer [naam 1] toegelicht dat hij dat op advies van een medewerker van de Kamer van Koophandel heeft gedaan.
14 De minister stelt zich op het standpunt dat de dansstudio op 15 maart 2020 niet ingeschreven stond in het Handelsregister en dat de inschrijving met terugwerkende kracht daar niet aan afdoet. Er moet gekeken worden naar de situatie op 15 maart 2020, niet naar een achteraf gewijzigde situatie die als doel heeft om alsnog in aanmerking te kunnen komen voor coronasteunmaatregelen. Dat meneer [naam 1] op hetzelfde adres mogelijk al eerder een dansstudio heeft gehad, met dezelfde of een andere rechtsvorm, verandert er volgens de minister niets aan dat de eenmanszaak pas op 26 juni 2020 is ingeschreven. De eenmanszaak is volgens de minister geen voortzetting van de stichting. De minister wijst erop dat de stichting een eigen inschrijving in het Handelsregister heeft en dat die inschrijving nog steeds geldig is. De stichting kan dus zelf een TVL-aanvraag doen en heeft dat ook gedaan.
15 Naar het oordeel van het College voldoet de dansstudio niet aan het vereiste dat die op 15 maart 2020 ingeschreven stond in het Handelsregister. Op 15 maart 2020 was van een inschrijving nog geen sprake. Pas op 26 juni 2020 is de dansstudio ingeschreven in het Handelsregister. Dat dit met terugwerkende kracht per 1 maart 2020 is gebeurd maakt de situatie op 15 maart 2020 niet anders. Naar het oordeel van het College is ook niet gebleken dat de dansstudio een voortzetting is van een eerdere eenmanszaak of van de stichting. De stichting staat nog steeds ingeschreven in het Handelsregister. Bovendien heeft de stichting ook zelf TVL-subsidies aangevraagd. Dat wijst erop dat de eenmanszaak en de stichting naast elkaar bestaan. Er kunnen allerlei praktische redenen zijn voor het aanpassen van de rechtsvorm, maar dan moeten er wel handvatten zijn om aan te kunnen nemen dat de dansstudio een voortzetting van een eerdere onderneming is. Die handvatten zijn er in dit geval niet. Dat betekent dat niet is voldaan aan de vereisten voor de toekenning van TVL-subsidie. Daarom heeft de dansstudio geen recht op TVL-subsidie.
Zijn er redenen waarom de dansstudio toch in aanmerking komt voor TVL-subsidie?
16 Meneer [naam 1] heeft in zijn beroepschrift gewezen op zijn persoonlijke omstandigheden, waaronder zijn gezondheidsproblemen en een laag inkomen. Ook stelt hij dat medewerkers van de RVO zouden hebben gezegd dat hij in aanmerking komt voor TVL-subsidie. Hij geeft verder aan dat de regering met de steunmaatregel juist ondernemingen zoals zijn dansstudio voor ogen heeft gehad.
17 De minister stelt zich op het standpunt dat de persoonlijke omstandigheden van meneer [naam 1] geen reden zijn om toch nog TVL-subsidie toe te kennen. De minister heeft een overzicht van de contacten van meneer [naam 1] met de medewerkers van de RVO ingediend, waar volgens hem niet uit blijkt dat er toezeggingen zijn gedaan.
18 Het College oordeelt dat er geen reden is waarom de dansstudio toch in aanmerking zou moeten komen voor TVL-subsidie. De dansstudio voldoet niet aan de voorwaarden. Het is duidelijk dat meneer [naam 1] een heftige periode achter de rug heeft, maar dat is geen reden om TVLsubsidie te verstrekken aan een onderneming waar die subsidie niet voor bedoeld is. Het is daarom niet onevenredig dat de dansstudio geen TVL-subsidie krijgt. Uit de stukken blijkt niet dat er door medewerkers van de RVO een concrete toezegging is gedaan dat er TVLsubsidie aan de dansstudio verleend zou worden. En de regering heeft in het algemeen wel de culturele sector als een doelgroep voor ogen gehad, maar heeft daar wel eisen aan gesteld over onder andere de inschrijving in het Handelsregister.
Wat betekent dit voor de beide besluiten?
19 De dansstudio had zowel in de periode van juni tot en met september 2020 als in de periode van januari tot en met maart 2021 geen recht op TVL-subsidie.
20 De grondslag voor de afwijzing door de minister van de TVLaanvraag voor juni tot en met september 2020 klopt niet, want de te late aanvraag had voor de minister in dit geval geen reden mogen zijn voor de afwijzing van de aanvraag. Daarom is het beroep van de dansstudio tegen de beslissing op bezwaar van 31 januari 2022 (zaak 22/330) gegrond. Maar de afwijzing was op zichzelf wel terecht, want de dansstudio had geen recht op TVL-subsidie omdat de dansstudio op 15 maart 2020 nog niet in het Handelsregister was ingeschreven. Daarom laat het College de rechtsgevolgen van de beslissing op bezwaar van 31 januari 2022 wel in stand. Dat betekent dat de dansstudio alsnog geen TVLsubsidie krijgt voor de periode juni tot en met september 2020.
21 De minister heeft de TVL-aanvraag voor januari tot en met maart 2021 terecht afgewezen, omdat de dansstudio op 15 maart 2020 nog niet in het Handelsregister was ingeschreven. Het beroep tegen de beslissing op bezwaar van 16 juni 2022 (zaak 22/1131) is daarom ongegrond.
22 Er zijn geen proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen. Omdat het beroep in de zaak 22/330 gegrond is, moet de minister in principe de door de dansstudio in die zaak betaalde griffiekosten vergoeden. Het College heeft echter in beide zaken een beroep van de dansstudio op betalingsonmacht toegewezen. Er is daarom geen griffierecht geheven.

Beslissing

Zaak 22/330
Het College:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt de beslissing op bezwaar van 31 januari 2022;
  • bepaalt dat de rechtsgevolgen van de vernietigde beslissing op bezwaar in stand blijven.
Zaak 22/1131
Het College verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. van der Knijff, in aanwezigheid van E.E.M. Koomen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 12 september 2023.
w.g. M. van der Knijff De griffier is verhinderd deze uitspraak mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Artikel 7 van de Regeling subsidie financiering vaste lasten MKB COVID-19.
2.Artikel 5, eerste lid, aanhef en onder a, in combinatie met artikel 7 van de Regeling subsidie financiering vaste lasten MKB COVID-19.
3.CBb 13 juni 2023, ECLI:NL:CBB:2023:293, onder 6.1 tot en met 6.4.
4.CBb 29 augustus 2023, ECLI:NL:CBB:2023:369, onder 5.2.
5.Artikel 2, tweede lid, aanhef en onder c, van de Regeling subsidie financiering vaste lasten MKB COVID-19 en artikel 2.2.1, tweede lid, aanhef en onder c, van de Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19.
6.Artikel 5, eerste lid, aanhef en onder a, van de Regeling subsidie financiering vaste lasten MKB COVID-19 en artikel 2.2.4, eerste lid, aanhef en onder a, van de Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19.