ECLI:NL:CBB:2023:482

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
12 september 2023
Publicatiedatum
8 september 2023
Zaaknummer
22/881 tot en met 22/885
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van subsidieaanvragen voor MKB COVID-19 door de minister van Economische Zaken en Klimaat

In deze uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 12 september 2023, met zaaknummers 22/881 tot en met 22/885, is de afwijzing van subsidieaanvragen door de minister van Economische Zaken en Klimaat aan de orde. De aanvragen betroffen subsidie op grond van de Regeling subsidie financiering vaste lasten MKB COVID-19 (TVL 1) voor de periode juni tot en met september 2021, evenals andere periodes. De onderneming, die kookworkshops aanbiedt, had haar aanvragen te laat ingediend en stelde dat zij in de veronderstelling verkeerde geen recht op subsidie te hebben. De minister had de aanvragen afgewezen omdat deze niet tijdig waren ingediend, en de onderneming had geen bewijs geleverd dat andere bedrijven in vergelijkbare situaties wel subsidie hadden ontvangen.

De rechtbank oordeelde dat de termijnoverschrijding voor rekening van de onderneming kwam en dat er geen schending van het gelijkheidsbeginsel was. De minister had de aanvragen terecht afgewezen, omdat de wetgeving dwingend voorschrijft dat aanvragen tijdig moeten worden ingediend. De onderneming had niet aangetoond dat er sprake was van gelijke gevallen waarin andere bedrijven wel subsidie kregen ondanks een te late aanvraag. De uitspraak benadrukt het belang van het tijdig indienen van aanvragen en de verantwoordelijkheid van ondernemers om zich te informeren over hun rechten en plichten.

De conclusie van het College was dat het beroep van de onderneming ongegrond was, en de minister hoefde geen proceskosten te vergoeden. De uitspraak is openbaar uitgesproken en onderstreept de strikte naleving van de aanvraagtermijnen in het kader van de COVID-19 subsidies.

Uitspraak

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummers: 22/881 tot en met 22/885

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 12 september 2023 in de zaak tussen

VOF [naam 1] , te [woonplaats] , de onderneming

en

de minister van Economische Zaken en Klimaat

(gemachtigden: mr. H.G.M. Wammes en W. Dam).

Procesverloop

Met de besluiten van 24 december 2021 heeft de minister een e-mailbericht van de onderneming van 24 november 2021 aangemerkt als pro-forma-aanvragen voor subsidie voor in totaal vijf subsidieperiodes en de aanvragen afgewezen.
Het gaat om subsidie op grond van de Regeling subsidie financiering vaste lasten MKB COVID-19 (TVL 1) voor de periode juni tot en met september 2021. Verder gaat het om subsidie op grond van de Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19 (TVL) voor de periodes oktober tot en met december 2020, januari tot en met maart 2021, april tot en met juni 2021 en juli tot en met september 2021.
Met de besluiten van 6 april 2022 (bestreden besluiten) heeft de minister de bezwaren van de onderneming ongegrond verklaard.
De onderneming heeft tegen de bestreden besluiten beroep ingesteld.
De minister heeft een verweerschrift ingediend.
De zitting was op 13 juli 2023. Aan de zitting hebben deelgenomen [naam 2] en [naam 3] voor de onderneming en de gemachtigden van de minister.

Overwegingen

1. Het toepasselijke wettelijke kader is opgenomen in een bijlage bij deze uitspraak.
Inleiding
2.1
Deze zaak gaat om vijf TVL-aanvragen die te laat zijn ingediend. In de TVL 1 en de TVL is bepaald dat ondernemers hun aanvragen voor de vijf verschillende subsidieperiodes op een uiterlijke datum in konden dienen. Achtereenvolgens was dat uiterlijk op 30 oktober 2020 vóór 17.00, op 29 januari 2021 vóór 17.00, op 18 mei 2021 vóór 17.00, op 20 augustus 2021 vóór 17.00 en op 26 oktober 2021 vóór 17.00. Na de hiervoor genoemde momenten sloot het digitale aanvraagsysteem en was het voor ondernemers in beginsel niet meer mogelijk een aanvraag in te dienen via dat systeem. Wel heeft de minister voor ondernemers die te laat waren met hun aanvraag de mogelijkheid geopend om de reden voor de overschrijding van de aanvraagtermijn te melden. Als de minister de termijnoverschrijding verschoonbaar vond, dan werd het digitale aanvraagsysteem voor de desbetreffende ondernemers tijdelijk opnieuw geopend, zodat zij alsnog een aanvraag konden indienen.
2.2
Het geschil in deze zaak betreft de vraag of de minister de aanvragen terecht heeft afgewezen vanwege het niet tijdig indienen ervan.
Standpunt van de onderneming
3. De onderneming voert aan dat zij niet wist dat zij aanspraak kon maken op TVL. De hoofdactiviteit van de onderneming is het geven van kookworkshops op verschillende locaties in [woonplaats] . Zij was in de veronderstelling dat het niet mogelijk was om subsidie te krijgen, omdat de onderneming geen eigen vestiging heeft. De onderneming heeft door corona echter zware verliezen geleden en heeft de TVL dus hard nodig. Zij wil graag alsnog in aanmerking komen voor subsidie. Er had een aangepaste TVL-regeling moeten komen voor bedrijven zoals deze onderneming, zonder een vaste bedrijfslocatie. De berekening van de subsidie wordt immers gebaseerd op het geleden omzetverlies. De onderneming heeft een evenredig omzetverlies geleden als andere horecabedrijven. Aangezien andere horecabedrijven wel recht hebben op subsidie en de onderneming niet, is er sprake van strijd met het gelijkheidsbeginsel.
Standpunt van de minister
4. De minister houdt vast aan zijn standpunt dat de onderneming geen aanspraak kan maken op subsidie, omdat de aanvragen te laat zijn ingediend. Dat de onderneming veronderstelde dat zij geen aanspraak kon maken op TVL dient voor haar risico te komen. Verweerder verwijst naar de uitspraak van het College van 7 maart 2023 (ECLI:NL:CBB:2023:118) waaruit blijkt dat het aan de ondernemer is om zich op de hoogte te stellen van de geldende wet- en regelgeving. Volgens de minister is geen sprake van strijd met het gelijkheidsbeginsel, omdat daarvoor sprake moet zijn van gelijke gevallen. Daarvan is niet gebleken.
Beoordeling door het College
5.1
Uit de in de bijlage weergegeven wetsartikelen volgt dat de minister afwijzend op de aanvraag beslist als de aanvraag niet tijdig is ingediend. Te late indiening van een TVL-aanvraag is een dwingende afwijzingsgrond in de TVL-regelingen voor alle kwartalen. De Algemene wet bestuursrecht, noch de Kaderwet EZK- en LNV-subsidies (waar de TVL op gebaseerd is), biedt een grondslag om daarvan af te wijken.
5.2
Niet in geschil is dat de aanvragen van de onderneming niet voor de in de TVL opgenomen eindtijdstippen door de minister zijn ontvangen. Voor de wijze waarop de minister omgaat met dergelijke aanvragen, verwijst het College naar zijn uitspraak van 13 juni 2023 (ECLI:NL:CBB:2023:293, onder 6.1 tot en met 6.4). In aanvulling op wat onder 7.3 van de uitspraak is overwogen, merkt het College op dat het daarbij gaat om tegenwettelijk begunstigend beleid (contra-legembeleid), dat zijn grondslag vindt in het ongeschreven evenredigheidsbeginsel. Daaraan zal ook het bestreden besluit worden getoetst.
5.3
In dit geval is het afwijzen van de aanvraag niet in strijd met het evenredigheidsbeginsel. De onderneming heeft nagelaten om tijdig een aanvraag in te dienen, omdat zij in de veronderstelling was dat de onderneming geen recht had op subsidie. Dit is een omstandigheid die voor rekening en risico van de onderneming komt. De termijnoverschrijding moet dan ook voor rekening en risico van de onderneming blijven.
5.4
Het College ziet ook geen schending van het gelijkheidsbeginsel. De onderneming heeft betoogd dat hiervan sprake is, omdat andere horecabedrijven wel recht hadden op subsidie op grond van de TVL. De ondernemer heeft echter niet aannemelijk gemaakt dat in de door haar bedoelde gevallen wel subsidie is verleend, terwijl sprake was van een te late aanvraag. Ook dit argument slaagt dus niet.
5.5
Het College is op grond van het voorgaande van oordeel dat de minister de aanvragen terecht heeft afgewezen, omdat niet is voldaan aan het vereiste dat de aanvragen tijdig zijn ingediend.
Conclusie
6.1
Het beroep is ongegrond
.
6.2
De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

Het College verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H. van den Heuvel, in aanwezigheid van mr. L.N. Foppen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 12 september 2023.
w.g. H. van den Heuvel De griffier is verhinderd de uitspraak
te ondertekenen.

Bijlage

Regeling subsidie financiering vaste lasten MKB COVID-19
Subsidieperiode juni tot en met september 2020
Artikel 5 eerste lid onder a
1. De minister beslist afwijzend op een aanvraag:
a. indien de aanvraag niet voldoet aan de bij deze regeling gestelde regels.
Artikel 7
1. Een aanvraag kan worden ingediend in de periode van 30 juni 2020 tot en met 30 oktober 2020.
2. Aanvragen kunnen worden ingediend vanaf 12.00 uur op de in het eerste lid genoemde begindatum en zijn tijdig ingediend indien zij op de in het eerste lid genoemde einddatum vóór 17.00 uur zijn ontvangen.
Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19
Subsidieperiode oktober tot en met december 2020
Artikel 2.1.6 eerste lid onder a
1. De minister beslist afwijzend op een aanvraag:
a. indien de aanvraag niet voldoet aan de bij deze regeling gestelde regels.
Artikel 2.1.8
1. Een aanvraag kan worden ingediend in de periode van 5 november 2020 tot en met 29 januari 2021.
2. Aanvragen kunnen worden ingediend vanaf 12.00 uur op de in het eerste lid genoemde begindatum en zijn tijdig ingediend indien zij op de in het eerste lid genoemde einddatum vóór 17.00 uur zijn ontvangen.
Subsidieperiode januari tot en met maart 2021
Artikel 2.2.4 eerste lid onder a
1. De minister beslist afwijzend op een aanvraag:
a. indien de aanvraag niet voldoet aan de bij deze regeling gestelde regels.
Artikel 2.2.6
1. Een aanvraag kan worden ingediend in de periode van 15 februari 2021 tot en met 18 mei 2021.
2. Aanvragen kunnen worden ingediend vanaf 12.00 uur op de in het eerste lid genoemde begindatum en zijn tijdig ingediend indien zij op de in het eerste lid genoemde einddatum vóór 17.00 uur zijn ontvangen.
Subsidieperiode april tot en met juni 2021
Artikel 2.3.6 eerste lid onder a
1. De minister beslist afwijzend op een aanvraag:
a. indien de aanvraag niet voldoet aan de bij deze regeling gestelde regels.
Artikel 2.3.8
1. Een aanvraag kan worden ingediend in de periode van 25 juni 2021 tot en met 20 augustus 2021.
2. Aanvragen kunnen worden ingediend vanaf 8.00 uur op de in het eerste lid genoemde begindatum en zijn tijdig ingediend indien zij op de in het eerste lid genoemde einddatum vóór 17.00 uur zijn ontvangen.
Subsidieperiode juli en met september 2021
Artikel 2.4.6 eerste lid onder a
1. De minister beslist afwijzend op een aanvraag:
a. indien de aanvraag niet voldoet aan de bij deze regeling gestelde regels.
Artikel 2.4.8
1. Een aanvraag kan worden ingediend in de periode van 31 augustus 2021 tot en met 26 oktober 2021.
2. Aanvragen kunnen worden ingediend vanaf 08.00 uur op de in het eerste lid genoemde begindatum en zijn tijdig ingediend indien zij op de in het eerste lid genoemde einddatum vóór 17.00 uur zijn ontvangen.