In deze uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 12 september 2023, met zaaknummers 22/881 tot en met 22/885, is de afwijzing van subsidieaanvragen door de minister van Economische Zaken en Klimaat aan de orde. De aanvragen betroffen subsidie op grond van de Regeling subsidie financiering vaste lasten MKB COVID-19 (TVL 1) voor de periode juni tot en met september 2021, evenals andere periodes. De onderneming, die kookworkshops aanbiedt, had haar aanvragen te laat ingediend en stelde dat zij in de veronderstelling verkeerde geen recht op subsidie te hebben. De minister had de aanvragen afgewezen omdat deze niet tijdig waren ingediend, en de onderneming had geen bewijs geleverd dat andere bedrijven in vergelijkbare situaties wel subsidie hadden ontvangen.
De rechtbank oordeelde dat de termijnoverschrijding voor rekening van de onderneming kwam en dat er geen schending van het gelijkheidsbeginsel was. De minister had de aanvragen terecht afgewezen, omdat de wetgeving dwingend voorschrijft dat aanvragen tijdig moeten worden ingediend. De onderneming had niet aangetoond dat er sprake was van gelijke gevallen waarin andere bedrijven wel subsidie kregen ondanks een te late aanvraag. De uitspraak benadrukt het belang van het tijdig indienen van aanvragen en de verantwoordelijkheid van ondernemers om zich te informeren over hun rechten en plichten.
De conclusie van het College was dat het beroep van de onderneming ongegrond was, en de minister hoefde geen proceskosten te vergoeden. De uitspraak is openbaar uitgesproken en onderstreept de strikte naleving van de aanvraagtermijnen in het kader van de COVID-19 subsidies.