ECLI:NL:CBB:2023:479

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
12 september 2023
Publicatiedatum
7 september 2023
Zaaknummer
21/1013
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen uitspraak accountantskamer inzake klacht over accountant

In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 12 september 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de accountantskamer. De zaak betreft een klacht van [naam 2] tegen accountant [naam 1], die in de periode van juni 2015 tot augustus 2019 de boekhouding en belastingaangiften voor [naam 3] heeft verzorgd. De klacht omvat verschillende punten, waaronder het niet tijdig indienen van de aangifte inkomstenbelasting en het niet verstrekken van een urenspecificatie bij een factuur. De accountantskamer had eerder de klacht deels gegrond verklaard en een waarschuwing opgelegd aan [naam 1].

In hoger beroep heeft [naam 1] betoogd dat hij de gevraagde specificatie wel degelijk heeft verstrekt via een e-mail op 23 augustus 2019. Het College heeft vastgesteld dat deze e-mail, waarin de specificatie was bijgevoegd, inderdaad is verzonden en dat [naam 2] deze heeft ontvangen. Het College oordeelt dat de accountantskamer ten onrechte heeft geoordeeld dat er geen urenspecificatie was verstrekt.

Het College verklaart het hoger beroep gegrond, vernietigt de eerdere uitspraak van de accountantskamer voor zover deze klachtonderdeel c. gegrond verklaarde, en verklaart dit klachtonderdeel ongegrond. De opgelegde maatregel van waarschuwing komt te vervallen. De uitspraak benadrukt het belang van goede communicatie en documentatie in de relatie tussen accountant en cliënt.

Uitspraak

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 21/1013
uitspraak van de meervoudige kamer van 12 september 2023 op het hoger beroep van:

[naam 1] AA ( [naam 1] )

tegen de uitspraak van de accountantskamer van 30 juli 2021, gegeven op een klacht, tegen [naam 1] ingediend door
[naam 2] h.o.d.n. [naam 3] en [naam 4]( [naam 2] )
(gemachtigde: mr. J.G.H. Borgdorff)

Procesverloop in hoger beroep

[naam 1] heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de accountantskamer van 30 juli 2021 (ECLI:NL:TACAKN:2021:52).
[naam 2] heeft een schriftelijke reactie op het hogerberoepschrift gegeven.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 28 juni 2023. [naam 1] heeft aan de zitting deelgenomen. [naam 2] heeft eveneens aan de zitting deelgenomen, bijgestaan door zijn gemachtigde.

Grondslag van het geschil

1.1
Voor een uitgebreide weergave van het verloop van de procedure en de in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden, voor zover niet bestreden, wordt verwezen naar de inhoud van de bestreden uitspraak van de accountantskamer, die als hier ingelast wordt beschouwd. Het College volstaat met het volgende.
1.2
[naam 1] is sinds 26 augustus 1995 ingeschreven in het accountantsregister van de
Koninklijke Nederlandse Beroepsorganisatie van Accountants (NBA). Hij is werkzaam voor [naam 5] te [woonplaats] .
1.3
[naam 2] dreef ten tijde van belang een eenmanszaak onder de naam [naam 3] .
1.4
[naam 1] heeft in de periode juni 2015 tot augustus 2019 de boekhouding, de financiële verslagen en de aangiften inkomstenbelasting en omzetbelasting over de boekjaren 2015, 2016 en 2017 voor [naam 3] en voor [naam 2] en diens echtgenote verzorgd. In de loop van 2019 is tussen partijen onenigheid ontstaan over de werkzaamheden aangaande het boekjaar 2018.
1.5
Op 6 augustus 2019 heeft [naam 2] aan [naam 1] medegedeeld zijn opdracht aan hem in te trekken.
1.6
Op 8 augustus 2019 heeft [naam 1] op deze mededeling gereageerd en [naam 2] een factuur gestuurd (met nummer [… 1] ) voor verrichte werkzaamheden tot en met 31 juli 2019 inzake – onder meer – het boekjaar 2017 (financieel verslag en aangiften inkomstenbelasting). De declaratie bedraagt in totaal € 2.194,94. Een specificatie is toen niet bijgevoegd.
1.7
Op 10 november 2020 heeft [naam 1] aan [naam 2] een factuur (met nummer [… 2] ) gestuurd voor werkzaamheden voor het boekjaar 2018. De declaratie bedraagt € 1.304,39 en een specificatie is bij de factuur gevoegd.
1.8
Op 8 december 2020 heeft [naam 2] onderhavige klacht ingediend bij de accountantskamer.

Uitspraak van de accountantskamer

2.1
De klacht, zoals weergegeven in de uitspraak van de accountantskamer, welke weergave door partijen niet wordt bestreden, houdt het volgende in:
a. [naam 1] heeft zich niet gehouden aan de afspraak om de aangifte inkomstenbelasting 2018 voor 1 april 2019 in te dienen;
b. [naam 1] heeft de onduidelijkheid ten aanzien van de omzetbelasting die verband hield met de aankoop van een nieuwe auto niet tijdig en nauwgezet opgelost;
c. [naam 1] heeft niet gereageerd op verzoeken om de facturen te specificeren;
d. de wijze waarop [naam 1] communiceert is onder de maat.
2.2
Bij de bestreden uitspraak heeft de accountantskamer klachtonderdeel c. deels gegrond en deels ongegrond verklaard en de klacht voor het overige ongegrond verklaard.
De accountantskamer heeft hieraan ten grondslag gelegd dat de factuur van 8 augustus 2019 met nummer [… 1] door [naam 1] niet is voorzien van een urenspecificatie, terwijl [naam 2] hem meermaals om een dergelijke specificatie had gevraagd.
Aan [naam 1] is de maatregel van waarschuwing opgelegd.

Beoordeling van het geschil in hoger beroep

3.1
In zijn hogerberoepschrift richt [naam 1] zich tegen het oordeel van de accountantskamer dat hij [naam 2] ten onrechte niet zou hebben voorzien van de gevraagde specificatie bij factuur nummer [… 1] van 8 augustus 2019.
De specificatie is volgens [naam 1] wel degelijk verstrekt, namelijk per e-mailbericht van 23 augustus 2019. [naam 1] heeft in zijn hogerberoepschrift een kopie overgelegd van dit e-mailbericht. Tevens heeft hij een kopie van het antwoord op dit bericht van [naam 2] overgelegd, gedateerd 26 augustus 2019, alsmede een kopie van de specificatie bij factuur nummer [… 1] . [naam 1] heeft deze stukken naar eigen zeggen bij de zitting bij de accountantskamer niet kunnen overleggen, omdat hij deze niet bij zich had, nu hij ervan uitging dat dit punt tussen partijen al was afgehandeld. Tijdens de zitting was er geen mogelijkheid om zijn e-mails door te nemen en aan te tonen dat de gevraagde specificatie was verstrekt. Wel heeft hij tijdens de behandeling ter zitting aangegeven dat hij ervan overtuigd was dat hij de specificatie bij de betreffende factuur had verstrekt. Deze opmerking is niet vastgelegd in de uitspraak van de accountantskamer, maar staat wel in het proces-verbaal van de zitting op 7 mei 2021.
3.2
Het College overweegt dat gebleken is dat [naam 1] op 23 augustus 2019 om 11.15 uur een e-mailbericht heeft verstuurd aan [naam 2] . In de berichtkop staat vermeld: “Bijlagen: specificatie bij factuur [… 1] .pdf”. De tekst van dit e-mailbericht luidt voor zover van belang: “Nu met bijlage.”. De bijgevoegde specificatie factuur [… 1] geeft een overzicht van gewerkte uren met betrekking tot “Financieel verslag en aangiften inkomstenbelasting 2017” en “BTW aangiften”. Aan het e-mailbericht van 11.15 uur is een e-mailbericht gehecht van 8.52 uur op diezelfde dag, waarin onder meer het volgende staat:
“Jij geeft aan dat onze nota niet klopt, maar je geeft niet aan wat er dan precies niet klopt. Een specificatie van deze nota heb ik voor jouw informatie bijgevoegd. De eerdere nota's zijn opgenomen in jouw administratie en zijn dus al in jouw bezit.”
[naam 2] heeft op 26 augustus 2019 per e-mailbericht een reactie gestuurd. Zijn bericht heeft als onderwerp ‘dienstverlening’ en vermeldt onder ‘bijlagen’: “ [naam 1] reactie op mail 23 augustusdocx.docx”. In de (Word-)bijlage schrijft [naam 2] onder meer:
“Op uw email van 23 augustus als reactie op mijn mail van 8 augustus 2019 ga ik kortheidshalve, voor zover hier nodig, in. (…) Ik laat uw nota's toetsen, voor zover mogelijk, waarbij ik wel opmerk dat ik behalve van de nota over 2017, nooit een specificatie van eerdere nota's heb ontvangen (…).”
[naam 2] heeft in hoger beroep de authenticiteit van de overgelegde e-mailberichten van 23 en 26 augustus 2019 niet weersproken, maar heeft verklaard dat bij het e-mailbericht van 23 augustus 2019 geen specificatie van een factuur was bijgesloten.
Gezien de opzet en de inhoud van de e-mailberichten van 23 en 26 augustus 2019 acht het College het niet aannemelijk dat [naam 2] geen specificatie van de factuur heeft ontvangen. Zowel in de tekst van het e-mailbericht van [naam 1] van 11.15 uur op 23 augustus 2019 als in de berichtkop wordt duidelijk gesproken over een ‘specificatie’ in de bijlage. De tekst van dit e-mailbericht (“Nu met bijlage.”) maakt duidelijk dat [naam 1] abusievelijk de bedoelde bijlage niet had meegestuurd met zijn e-mailbericht van 8.52 uur en dit verzuim om 11.15 uur heeft hersteld. In zijn e-mailbericht aan [naam 1] van 26 augustus 2019 geeft [naam 2] aan dat hij hierin “ingaat op de email [van [naam 1] ] van 23 augustus”. Ook schrijft hij hierin dat hij “behalve van de nota over 2017, nooit een specificatie van eerdere nota's heeft ontvangen”. Verder is gebleken dat [naam 1] de aan [naam 2] verzonden e-mailberichten van 23 augustus 2019 met de bijgesloten specificatie tegelijkertijd in cc. heeft verstuurd aan [naam 6] van [naam 7] ( [naam 7] ). De ontvangst van deze e-mailberichten aldaar in de cc met “ [naam 8] ” als primaire geadresseerde en met de bijgesloten specificatie, is bevestigd in een e-mailbericht van 12 oktober 2021 dat door een collega van de inmiddels niet meer bij [naam 7] werkzame [naam 6] is verzonden als reactie op het e-mailbericht van [naam 1] van 11.15 uur op 23 augustus 2019.
Gezien het vorenstaande is voldoende aannemelijk geworden dat [naam 2] de op 23 augustus 2019 door [naam 1] verstuurde specificatie van factuur nummer [… 1] als bijlage bij een e-mailbericht (het tweede op die dag) heeft ontvangen.
Naar het oordeel van het College heeft [naam 1] met deze specificatie, die is uitgewerkt op uren-, medewerker-, en tariefniveau, voldoende inzichtelijk gemaakt welke werkzaamheden hij heeft verricht en in rekening brengt.
Nu de accountantskamer van het vorenstaande niet op de hoogte was omdat geen der partijen in die procedure het e-mailbericht van 23 augustus 2019 met de urenspecificatie had ingebracht, heeft de accountantskamer ten onrechte geoordeeld dat er door [naam 1] aan [naam 2] geen urenspecificatie van declaratie [… 1] is verstrekt. Klachtonderdeel c. is daarom ten onrechte in zoverre gegrond verklaard.
4. De slotsom is dat het hoger beroep gegrond is en dat de uitspraak van de accountantskamer in zoverre dient te worden vernietigd. Het College zal met toepassing van artikel 43i van de Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) de zaak zelf afdoen. Klachtonderdeel c. zal (in zijn geheel) ongegrond worden verklaard. Dit heeft tot gevolg dat de door de accountantskamer aan [naam 1] opgelegde maatregel van waarschuwing komt te vervallen.
5. De beslissing op dit hoger beroep berust mede op hoofdstuk V van de Wtra.

Beslissing

Het College:
- verklaart het hoger beroep gegrond;
- vernietigt de bestreden tuchtuitspraak voor zover daarin klachtonderdeel c. gegrond is verklaard en een maatregel is opgelegd;
- verklaart klachtonderdeel c. ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H.O. Kerkmeester, mr. H.S.J. Albers en mr. F. van der Wel, in aanwezigheid van mr. H.G. Egter van Wissekerke, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 12 september 2023.
w.g. Kerkmeester w.g. Egter van Wissekerke