ECLI:NL:CBB:2023:47

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
31 januari 2023
Publicatiedatum
30 januari 2023
Zaaknummer
20/718
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Proceskostenveroordeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aanpassing inschrijving handelsregister en liquidatie maatschap

In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 31 januari 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen [naam 1] en de Kamer van Koophandel, met [naam 2] als derde-partij. De zaak betreft de inschrijving van de maatschap [naam 3] in het handelsregister en de liquidatie van deze maatschap. De Kamer van Koophandel had de inschrijving aangepast, waarbij werd vermeld dat het samenwerkingsverband in liquidatie was getreden met beide maten als vereffenaars. [naam 1] was van mening dat deze wijziging niet recht deed aan de feitelijke situatie, aangezien zij de maatschap per 24 mei 2019 had opgezegd en de liquidatie binnen zes maanden had moeten zijn afgerond. Het College heeft vastgesteld dat er onduidelijkheid bestond over de financiële afwikkeling van de beëindiging van de onderneming en dat de liquidatie nog niet was afgerond. Het College oordeelde dat de vermelding van de liquidatie in het handelsregister voldoende was, zonder de namen van de vereffenaars te vermelden, omdat niet aannemelijk was dat er nog anderen betrokken waren bij de liquidatie. Het beroep van [naam 1] werd gegrond verklaard, het bestreden besluit werd vernietigd en de Kamer van Koophandel werd opgedragen een nieuw besluit te nemen. Tevens werd de Kamer van Koophandel veroordeeld in de proceskosten van [naam 1].

Uitspraak

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 20/718

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 31 januari 2023 in de zaak tussen

[naam 1] , te [plaats] ( [naam 1] )

(gemachtigde: mr. S.L. Smits-Emons)
en

de Kamer van Koophandel

(gemachtigde: mr. B.A. van den Enden-Holtkamp).
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen:
[naam 2]( [naam 2] )
(gemachtigde: mr. G. Van der Heijden).

Procesverloop

Op 10 januari 2020 heeft de Kamer van Koophandel besloten tot inschrijving in het handelsregister van de uittreding van [naam 1] als maat van de maatschap [naam 3] (maatschap) per 31 december 2019.
Op 30 januari 2020 heeft de Kamer van Koophandel besloten de maatschap uit te schrijven uit het handelsregister wegens de ambtshalve opheffing van de onderneming.
[naam 2] heeft tegen deze besluiten bezwaar gemaakt.
Bij besluit van 15 juni 2020 (het bestreden besluit) heeft de Kamer van Koophandel het bezwaar van [naam 2] gegrond verklaard en de inschrijving in het handelsregister aangepast.
[naam 1] heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De Kamer van Koophandel heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek op de zitting heeft plaatsgevonden op 6 september 2022. Aanwezig waren de gemachtigden van [naam 1] en [naam 2] . Het College heeft na afloop van de zitting het onderzoek gesloten.
Het College heeft het onderzoek heropend, omdat bleek dat de Kamer van Koophandel wegens een omissie in de opzet van de digitale zitting niet kon deelnemen. Het College heeft vervolgens partijen de gelegenheid geboden een nadere reactie in te dienen. Alle partijen hebben van deze gelegenheid gebruik gemaakt. Partijen hebben niet te kennen gegeven een nadere zitting te willen. Het College heeft daarop het onderzoek in deze zaak gesloten.

Overwegingen

1. Het gaat in deze zaak om twee besluiten van de Kamer van Koophandel. Een besluit tot registratie in het handelsregister van de uittreding van [naam 1] als maat van de maatschap en het besluit om in het handelsregister te vermelden dat het samenwerkingsverband in liquidatie is getreden met [naam 1] en [naam 2] als vereffenaars.
2. De maatschap bestaat uit de maten [naam 1] en [naam 2] . [naam 1] heeft op 7 januari 2020 aan de Kamer van Koophandel meegedeeld dat zij per 31 december 2019 uitgeschreven wil worden uit het handelsregister als maat van de maatschap. De Kamer van Koophandel heeft deze opgave op 10 januari 2020 in het handelsregister verwerkt (het uitschrijvingsbesluit). De Kamer van Koophandel heeft vervolgens aan de overgebleven maat [naam 2] meerdere keren gevraagd of de onderneming van de maatschap is voortgezet of beëindigd. [naam 2] heeft hierop niet gereageerd, waarna de Kamer van Koophandel de registratie van de maatschap heeft beëindigd vanwege de (ambtshalve) opheffing van de onderneming per 30 januari 2020 (het beëindigingsbesluit).
3. [naam 2] heeft bezwaar gemaakt tegen zowel het uitschrijvingsbesluit als het beëindigingsbesluit. De Kamer van Koophandel heeft de bezwaren van [naam 2] gegrond verklaard en de inschrijving in het handelsregister aangepast door daarin op te nemen dat het samenwerkingsverband per de datum van opzegging door [naam 1] , te weten 24 mei 2019, in liquidatie is getreden met beide maten als vereffenaars. De Kamer van Koophandel is van mening dat met deze registratie het meest recht wordt gedaan aan de bestaande situatie en dat derden daarmee juist geïnformeerd worden. Volgens de Kamer van Koophandel zijn partijen het met elkaar eens dat [naam 1] de maatschap heeft opgezegd, maar is de beëindiging van de onderneming en de vereffening nog steeds tussen hen in discussie en hebben zij nog geen overeenstemming bereikt over de afronding van de lopende verplichtingen van de onderneming.
4. [naam 1] heeft beroep ingesteld, omdat de nieuwe registratie in het handelsregister volgens haar geen recht doet aan de feitelijke situatie. [naam 1] wijst erop dat volgens de bepalingen in de maatschapsovereenkomst de maatschap eindigt door opzegging en dan geliquideerd wordt door de maten samen, waarbij de liquidatie niet langer duurt dan zes maanden Zij heeft de maatschap opgezegd op 24 mei 2009. Dat is de datum van opheffing en ontbinding van de maatschap. De vereffeningsfase van zes maanden duurde tot 24 november 2019. Daarom heeft [naam 1] de Kamer van Koophandel verzocht haar per 31 december 2019 uit te schrijven. [naam 1] is in elk geval geen maat meer en dus moet de Kamer van Koophandel haar als maat uit het handelsregister uitschrijven. De Kamer van Koophandel kan verder volstaan met de vermelding dat de vennootschap in liquidatie is met ingang van 24 mei 2019. Daarmee is volgens [naam 1] voor derden voldoende kenbaar wat de feitelijke situatie is. [naam 1] stelt dat de maatschap al drie jaar niet meer economisch actief is, dat er geen lopende contracten meer zijn en dat alle schulden zijn afgelost, zodat het voor de afwikkeling van de opzegging en de afrekening niet van belang is om de maatschap voort te laten bestaan of ingeschreven te laten in het handelsregister. Er bestaat alleen nog een verschil van mening tussen de maten over de tegoeden die nog in de maatschap zitten. Daarbij zijn geen derden meer betrokken. Na verdeling van het saldo kan de bankrekening van de maatschap opgeheven worden. [naam 1] stelt dat stelt dat [naam 2] niet meewerkt aan de vereffening, waardoor [naam 1] gebonden blijft aan een maatschap waar zij al jarenlang niet meer mee verbonden wil zijn en gedwongen is om als maat in de maatschap te blijven. Dat is in strijd met de redelijkheid en billijkheid en voor [naam 1] niet acceptabel. Volgens [naam 1] doet de registratie volgens de oorspronkelijke uitschrijvings- en beëindigingsbesluiten wel recht aan de feitelijke situatie.
5. [naam 2] stelt dat er nog steeds geen overeenstemming is bereikt tussen de maten over de liquidatie en dat de vereffening nog niet is afgerond, omdat nog niet alle verplichtingen van de maatschap aan derden zijn voldaan en, voor de definitieve eindafrekening, de administratie van de maatschap vanaf 2017 opnieuw beoordeeld en vastgesteld moet worden door een externe onafhankelijke deskundige. Daarbij kunnen volgens [naam 2] ook rechten van derden aan de orde komen. [naam 2] verwacht dat daarover een civielrechtelijke procedure gevoerd moet worden. Verder stelt [naam 2] dat zij na de opzegging door [naam 1] alleen nog het lopende contract van de maatschap met een gemeente heeft uitgediend en dat dit contract van rechtswege is geëindigd op 31 december 2020.
6.1
Het College overweegt dat de Kamer van Koophandel het handelsregister bijhoudt om derden te goeder trouw van juiste informatie te voorzien. Een opgave om de registratie in het handelsregister te wijzigen neemt de Kamer van Koophandel in beginsel over als er geen gerede twijfel is aan de juistheid van die opgave. De Kamer van Koophandel stelt niet vast of de inhoud van de opgave rechtens juist is of niet. De inschrijving in het handelsregister is niet constitutief, wat wil zeggen dat de inschrijving in het handelsregister geen voorwaarde is voor het bestaan van een civielrechtelijk feit. Onderliggende civielrechtelijke geschillen over de afwikkeling van de liquidatie van een onderneming moeten worden voorgelegd aan de civiele rechter. Het College beoordeelt als bestuursrechter of de Kamer van Koophandel bij het bijhouden van het handelsregister handelt in overeenstemming met de Handelsregisterwet en de daarop gebaseerde algemene maatregelen van bestuur en regelingen.
6.2.
In dit geval is er bij de Kamer van Koophandel naar aanleiding van het bezwaar van [naam 2] twijfel ontstaan aan de juistheid van de registratie van de uitschrijving van [naam 1] als maat van de maatschap en de beëindiging van de maatschap. De Kamer van Koophandel heeft in het bestreden besluit deze inschrijving aangepast. In het handelsregister staat nu vermeld dat het samenwerkingsverband per de datum van opzegging door [naam 1] op 24 mei 2019 in liquidatie is getreden met beide maten als vereffenaar.
6.3
Het College stelt vast dat [naam 1] de maatschapsovereenkomst in elk geval per 24 mei 2019 heeft opgezegd als maat. Dit blijkt uit de e-mail van die datum van de gemachtigde van [naam 1] aan de gemachtigde van [naam 2] . Geen van de partijen heeft de inhoud van deze e-mail betwist. Verder stelt het College vast dat in de maatschapsovereenkomst is bepaald dat de maatschap eindigt door opzegging en dan geliquideerd wordt door de maten samen. Hoewel in het maatschapscontract ook staat dat de liquidatie zes maanden duurt, stelt het College - op basis van wat op de zitting en in de nadere reacties van partijen na de zitting naar voren is gebracht - vast dat er nog steeds onduidelijkheid bestaat over de financiële afwikkeling van de beëindiging van de onderneming en dat de liquidatie nog steeds niet is afgerond. Het in het handelsregister vermelden dat het samenwerkingsverband in liquidatie is, is dan ook in overeenstemming met de feitelijke situatie.
6.4
Naar het oordeel van het College kan met alleen deze vermelding worden volstaan. De toevoeging wie de vereffenaars zijn is niet nodig, omdat niet aannemelijk is geworden dat er nog anderen dan [naam 1] en [naam 2] betrokken zijn bij de liquidatie van de maatschap. Het standpunt van [naam 1] dat de financiële afwikkeling van de beëindiging van de maatschap alleen nog gaat over de verdeling van de tegoeden die nog in de maatschap zitten tussen [naam 1] en [naam 2] , is door [naam 2] weersproken. [naam 2] heeft echter onvoldoende aannemelijk gemaakt dat derden nog belang kunnen hebben bij het vermelden in het handelsregister dat [naam 1] en [naam 2] de vereffenaars zijn. Ook ziet het College niet in waarom het vermelden van de vereffenaars in het handelsregister nodig zou zijn om problemen te voorkomen met de bank als het saldo van de maatschap wordt uitgekeerd aan de maten, zoals is betoogd door [naam 2] . Met de enkele vermelding dat de maatschap in liquidatie is, is de feitelijke situatie voldoende kenbaar voor derden.
7. Het beroep is gegrond en het College vernietigt het bestreden besluit voor zover daarbij is besloten om de liquiderende maten te vermelden in het handelsregister, omdat het bestreden besluit op dit punt in strijd is met artikel 3:2 en 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht. De Kamer van Koophandel zal daarom een nieuw besluit moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak. Het College stelt hiervoor een termijn van vier weken.
8. Het College veroordeelt de Kamer van Koophandel in de door [naam 1] gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt het College op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.674,00 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het aanwezig zijn op de zitting met een waarde per punt van € 837,00 en een wegingsfactor 1).

Beslissing

Het College:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • draagt de Kamer van Koophandel op binnen vier weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
  • draagt de Kamer van Koophandel op het betaalde griffierecht van € 178,00 aan [naam 1] te vergoeden;
- veroordeelt de Kamer van Koophandel in de proceskosten van
[naam 1] tot een bedrag van € 1.674,00.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. van Duuren, in aanwezigheid van mr. M.B. van Zantvoort, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 31 januari 2023.
De rechter is verhinderd de uitspraak
te ondertekenen.
w.g. M.B. van Zantvoort