In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 31 januari 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen [naam 1] en de Kamer van Koophandel, met [naam 2] als derde-partij. De zaak betreft de inschrijving van de maatschap [naam 3] in het handelsregister en de liquidatie van deze maatschap. De Kamer van Koophandel had de inschrijving aangepast, waarbij werd vermeld dat het samenwerkingsverband in liquidatie was getreden met beide maten als vereffenaars. [naam 1] was van mening dat deze wijziging niet recht deed aan de feitelijke situatie, aangezien zij de maatschap per 24 mei 2019 had opgezegd en de liquidatie binnen zes maanden had moeten zijn afgerond. Het College heeft vastgesteld dat er onduidelijkheid bestond over de financiële afwikkeling van de beëindiging van de onderneming en dat de liquidatie nog niet was afgerond. Het College oordeelde dat de vermelding van de liquidatie in het handelsregister voldoende was, zonder de namen van de vereffenaars te vermelden, omdat niet aannemelijk was dat er nog anderen betrokken waren bij de liquidatie. Het beroep van [naam 1] werd gegrond verklaard, het bestreden besluit werd vernietigd en de Kamer van Koophandel werd opgedragen een nieuw besluit te nemen. Tevens werd de Kamer van Koophandel veroordeeld in de proceskosten van [naam 1].