ECLI:NL:CBB:2023:464

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
5 september 2023
Publicatiedatum
1 september 2023
Zaaknummer
22/485
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing subsidieaanvraag TVL voor het tweede kwartaal van 2021 wegens te late indiening

In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 5 september 2023 uitspraak gedaan in het geschil tussen de minister van Economische Zaken en Klimaat en een ondernemer die een subsidieaanvraag had ingediend op grond van de Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19 (TVL) voor het tweede kwartaal van 2021. De aanvraag was afgewezen omdat deze buiten de aanvraagperiode was ingediend. De ondernemer had zijn aanvraag te laat ingediend, namelijk op 31 augustus 2021, terwijl de deadline op 20 augustus 2021 om 17.00 uur was. De minister verklaarde het bezwaar van de ondernemer ongegrond, waarna de ondernemer beroep instelde.

Tijdens de zitting op 22 juni 2023 heeft de ondernemer zijn standpunt toegelicht, waarbij hij aangaf dat zijn financiële situatie onhoudbaar was en dat hij te maken had met gezondheids- en personeelsproblemen. De minister daarentegen stelde dat de te late indiening voor rekening en risico van de ondernemer kwam en dat er geen uitzonderlijke omstandigheden waren die een afwijking van de termijn rechtvaardigden.

Het College heeft geoordeeld dat de minister terecht de aanvraag heeft afgewezen. De wetgeving rondom de TVL is duidelijk: aanvragen moeten tijdig worden ingediend en de ondernemer heeft niet voldoende onderbouwd dat hij door persoonlijke omstandigheden niet in staat was om dit te doen. Het College concludeert dat de termijnoverschrijding voor rekening van de ondernemer blijft en verklaart het beroep ongegrond. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Uitspraak

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 22/485

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 5 september 2023 in de zaak tussen

[naam 1] handelend onder de naam [naam 2], te [plaats] , (de ondernemer)
en

de minister van Economische Zaken en Klimaat,

(gemachtigden: mr. O. Andich en mr. G.O. Hoeksma).

Procesverloop

Met het besluit van 20 oktober 2021 heeft de minister de aanvraag van de ondernemer voor subsidie op grond van de Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19 (TVL) voor de periode van april tot en met juni (Q2) van 2021 afgewezen.
Met het besluit van 18 januari 2022 (het bestreden besluit) heeft de minister het bezwaar van de ondernemer ongegrond verklaard.
De ondernemer heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De minister heeft een verweerschrift ingediend.
De zitting heeft plaatsgevonden op 22 juni 2023. Aan de zitting hebben de gemachtigden van de minister deelgenomen.

Overwegingen

1 Het wettelijk kader is opgenomen in de bijlage, die deel uitmaakt van deze uitspraak.
Inleiding
2.1
Deze zaak gaat over een TVL-aanvraag die te laat is ingediend. Artikel 2.3.8 van de TVL bepaalt dat ondernemers hun aanvraag voor Q2 van 2021 uiterlijk op 20 augustus 2021 vóór 17.00 uur konden indienen. Na dat moment sloot het digitale aanvraagsysteem en was het voor ondernemers in beginsel niet meer mogelijk een aanvraag in te dienen via dat systeem. Op 31 augustus 2021 heeft de onderneming via een webformulier aan de minister te kennen gegeven dat hij een aanvraag voor subsidie voor Q2 van 2021 had willen doen. De minister heeft dit verzoek aangemerkt als een pro-forma-aanvraag.
2.2
Het geschil in deze zaak betreft de vraag of de minister deze aanvraag van de ondernemer terecht heeft afgewezen vanwege het niet tijdig indienen daarvan.
Standpunt van de ondernemer
3 De ondernemer is het niet eens met het bestreden besluit en voert aan dat zijn financiële situatie onhoudbaar is en dat hij met moeite het hoofd boven water kan houden. Hij heeft al meerdere steunmaatregelen ontvangen onder andere in de vorm van een lening van de gemeente en steun op grond van de NOW en Tozo, maar een deel hiervan moet hij ook weer terugbetalen. De ondernemer heeft te kampen gehad met gezondheidsproblemen en met personeelsproblemen en daarmee samenhangende spanningen.
Standpunt van de minister
4 De minister heeft zich op het standpunt gesteld dat de pro-forma-aanvraag terecht is afgewezen omdat de ondernemer niet tijdig een aanvraag heeft ingediend. De te late aanvraag dient voor rekening en risico van de ondernemer te komen. Het is de verantwoordelijkheid van een ondernemer die aanspraak wil maken op subsidie, om tijdig een aanvraag in te dienen. De ondernemer heeft aangegeven dat de reden voor de te late aanvraag is gelegen in stress en spanning door corona en personeelsproblemen. Volgens de minister is dit geen reden om de te laat ingediende aanvraag alsnog in behandeling te nemen. Deze omstandigheden hebben volgens de ondernemer gedurende de hele coronaperiode gespeeld terwijl de ondernemer wel tijdig voor de andere kwartalen een aanvraag heeft kunnen indienen.
Beoordeling door het College
5.1
Uit artikel 2.3.6, aanhef en onder a, gelezen in samenhang met artikel 2.3.8 van de TVL, volgt dat de minister afwijzend op de aanvraag beslist als de aanvraag niet tijdig is ingediend. Te late indiening van een TVL-aanvraag is een dwingende afwijzingsgrond in de TVL-regelingen voor alle kwartalen. De Algemene wet bestuursrecht (Awb), noch de Kaderwet EZK- en LNV-subsidies (waar de TVL op gebaseerd is), biedt een grondslag om daarvan af te wijken.
5.2
Niet in geschil is dat de ondernemer de aanvraag niet voor 20 augustus 2021 om 17.00 uur heeft ingediend. De ondernemer heeft aangevoerd dat hij diverse lichamelijke problemen heeft ondervonden en dat sprake was van stress en personeelsproblemen. De ondernemer heeft echter niet nader onderbouwd gesteld dat hij hierdoor niet in staat was tijdig een aanvraag in te dienen, dan wel voor het einde van het sluiten van de aanvraagperiode contact op te nemen met RVO. Hoewel het College uit de stukken begrijpt dat sprake is geweest van financiële en mentale druk, moet de termijnoverschrijding onder deze omstandigheden toch voor rekening en risico van de ondernemer blijven. Hierbij neemt het College in aanmerking dat de ondernemer voor andere kwartalen wel in staat is geweest om tijdig een aanvraag in te dienen. De minister heeft er daarnaast terecht op gewezen dat het de verantwoordelijkheid is van de ondernemer om ervoor te zorgen dat hij tijdig een aanvraag indient.
5.3
Gelet op het voorgaande ziet het College in het betoog van de ondernemer geen grond voor het oordeel dat sprake is van een uitzonderlijke omstandigheid, die maakt dat het vasthouden aan de aanvraagtermijn in dit geval onevenredig of anderszins onrechtmatig is. De minister heeft de aanvraag van de ondernemer daarom terecht afgewezen.
Conclusie
6 Het beroep is ongegrond. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

Het College verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.T. Aalbers, in aanwezigheid van mr. F. Willems, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 5 september 2023.
w.g. C.T. Aalbers w.g. F. Willems
BIJLAGE
Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19 (TVL)
Artikel 2.3.6. van de TVL bepaalt dat:
1. De minister beslist afwijzend op een aanvraag:
a. indien de aanvraag niet voldoet aan de bij deze regeling gestelde regels;
[…]
Artikel 2.3.8. van de TVL bepaalt dat:
1. Een aanvraag kan worden ingediend in de periode van 25 juni 2021 tot en met 20 augustus 2021.
2. Aanvragen kunnen worden ingediend vanaf 08.00 uur op de in het eerste lid genoemde begindatum en zijn tijdig ingediend indien zij op de in het eerste lid genoemde einddatum vóór 17.00 uur zijn ontvangen.