ECLI:NL:CBB:2023:46
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Intrekking subsidie voor reisbureau vanwege niet voldoen aan vestigingsvereiste
In deze zaak heeft het College van Beroep voor het Bedrijfsleven op 31 januari 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een reisbureau en de minister van Economische Zaken en Klimaat. De minister had op 30 juni 2021 de subsidie voor het vierde kwartaal van 2020, verleend op basis van de Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19, ingetrokken. Dit besluit was gebaseerd op de constatering dat het reisbureau niet voldeed aan het vestigingsvereiste, omdat de onderneming vanuit huis werd geëxploiteerd zonder een eigen opgang of toegang. De minister had ook het betaalde voorschot van € 9.096,- teruggevorderd.
De appellante stelde dat zij een volwaardig reisbureau was en dat de uitzondering voor ambulante ondernemingen van toepassing was, omdat zij met een computer en telefoon vanuit verschillende locaties kon werken. Echter, het College oordeelde dat de onderneming van appellante niet voldeed aan de eisen van de Regeling, aangezien de werkruimte niet fysiek was afgescheiden van de woonruimte. De uitzondering op het vestigingsvereiste was niet van toepassing, omdat de SBI-code van de onderneming niet overeenkwam met de specifieke codes die in de Regeling zijn vermeld.
Het College concludeerde dat de minister terecht de subsidie had ingetrokken, omdat appellante niet voldeed aan het vestigingsvereiste. De intrekking van de subsidie was niet in strijd met het evenredigheidsbeginsel, aangezien de nadelige gevolgen voor appellante niet onevenredig waren in verhouding tot het doel van de intrekking. Het beroep van appellante werd ongegrond verklaard, en de minister hoefde geen proceskosten te vergoeden.