ECLI:NL:CBB:2023:427

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
10 augustus 2023
Publicatiedatum
15 augustus 2023
Zaaknummer
22/1896
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing over subsidieaanvraag COVID-19 met betrekking tot omzetverlies

Op 10 augustus 2023 heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven uitspraak gedaan in de zaak met nummer 22/1896. De zaak betreft een beroep van een vennootschap tegen de beslissing van de minister van Economische Zaken en Klimaat over de vaststelling van de subsidie op basis van de Tijdelijke regeling tegemoetkoming vaste lasten (TVL) in het kader van de COVID-19 pandemie. De vennootschap heeft aangevoerd dat zij recht heeft op subsidie, maar het College heeft geoordeeld dat de vennootschap niet voldoet aan de voorwaarde van ten minste 30% omzetverlies, zoals vereist door de TVL-regeling.

Het College heeft vastgesteld dat de vennootschap voor de periode van juni tot en met september 2020 niet aan deze voorwaarde voldoet. De TVL-regeling biedt geen mogelijkheid om af te wijken van de in de regeling opgenomen omzetberekening van de referentie- en subsidieperiode. De minister heeft de subsidie daarom terecht vastgesteld op nihil. Het College heeft het beroep van de vennootschap ongegrond verklaard, waarbij het heeft overwogen dat er geen ruimte is voor een hardheidsclausule in de regeling, waardoor de concrete omzetcijfers niet kunnen worden gebruikt voor de berekening van het omzetverlies.

De uitspraak is mondeling gedaan en is vastgelegd in een proces-verbaal. De betrokken partijen zijn de vennootschap en de minister, vertegenwoordigd door drs. E.S.M. Slot en mr. O. Andich. De uitspraak benadrukt de strikte voorwaarden die gelden voor de toekenning van subsidies onder de TVL-regeling en de noodzaak voor vennootschappen om aan deze voorwaarden te voldoen om in aanmerking te komen voor financiële steun.

Uitspraak

proces-verbaal uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 22/1896

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van10 augustus 2023

Rechter: mr. R.W.L. Koopmans
Griffier: mr. C.E.C.M. van Roosmalen

Partijen

[naam] B.V. te [plaats] (de vennootschap)

en

de minister van Economische Zaken en Klimaat, vertegenwoordigd door

drs. E.S.M. Slot en mr. O. Andich.

Beslissing

Het College verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. Niet in geschil is dat de vennootschap voor de periode juni tot en met september van
2020 niet aan de voorwaarde van ten minste 30% omzetverlies uit de TVL-regeling voldoet,
als wordt uitgegaan van de in die regeling opgenomen omzetberekening van de referentie- en
subsidieperiode.
2. De TVL biedt geen mogelijkheid om af te wijken van de toepasselijke
referentiesystematiek en om het omzetverlies op een andere wijze te berekenen. De regelgever
heeft geen hardheidsclausule in de TVL-regeling opgenomen. Het is dus niet mogelijk om bij
het berekenen van het omzetverlies uit te gaan van de concrete omzetcijfers in de maanden
juni tot en met september van de referentie- en subsidieperiode.
3. De minister heeft de subsidie op grond van de TVL-regeling daarom terecht op € 0,-
vastgesteld.
w.g. R.W.L. Koopmans w.g. C.E.C.M. van Roosmalen