In deze zaak heeft het College van Beroep voor het Bedrijfsleven op 10 augustus 2023 uitspraak gedaan over een verzoek om voorlopige voorziening van [naam 1] B.V. en [naam 2] tegen een sluitingsbesluit van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Het sluitingsbesluit, dat op 23 mei 2023 was genomen, hield in dat het bedrijf van [naam 1] B.V. tijdelijk gesloten werd vanwege structurele overtredingen van de Wet Dieren. De verzoekers hebben bezwaar gemaakt tegen dit besluit en vroegen de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening, omdat zij meenden dat de sluiting hen ernstig in hun bedrijfsvoering benadeelde.
De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er sprake was van een spoedeisend belang, aangezien de sluiting van het bedrijf een ingrijpende maatregel is. De rechter heeft echter ook geconstateerd dat het sluitingsbesluit op meerdere onderdelen gebreken vertoonde. Zo was er geen duidelijke termijn verbonden aan de sluiting, wat de rechtszekerheid voor de verzoekers in het geding bracht. De voorzieningenrechter heeft daarom besloten het sluitingsbesluit te schorsen totdat de minister op het bezwaar heeft beslist. Tevens is de minister veroordeeld in de proceskosten van de verzoekers, die zijn vastgesteld op € 1.674,-.
De uitspraak benadrukt het belang van rechtszekerheid en de noodzaak voor de overheid om bij het opleggen van bestuurlijke maatregelen duidelijke voorwaarden en termijnen te stellen. De voorzieningenrechter heeft de verzoeken van [naam 1] B.V. en [naam 2] toegewezen, terwijl het verzoek van [naam 3] niet-ontvankelijk werd verklaard.