ECLI:NL:CBB:2023:361

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
11 juli 2023
Publicatiedatum
10 juli 2023
Zaaknummer
22/461
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing subsidieaanvraag TVL voor Q1 2021 wegens te late indiening

In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 11 juli 2023 uitspraak gedaan in het geschil tussen een ondernemer en de minister van Economische Zaken en Klimaat over de afwijzing van een subsidieaanvraag op grond van de Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19 (TVL) voor het eerste kwartaal van 2021. De ondernemer had zijn aanvraag te laat ingediend, namelijk op 19 mei 2021, terwijl de indieningstermijn liep van 15 februari 2021 tot en met 18 mei 2021, 17:00 uur. De minister had de aanvraag afgewezen omdat deze niet tijdig was ingediend, en het bezwaar van de ondernemer tegen deze afwijzing werd door de minister ongegrond verklaard.

De ondernemer stelde dat hij pas laat op de hoogte was gesteld door zijn boekhouder over de mogelijkheid om een TVL-subsidie aan te vragen en dat hij problemen ondervond bij het indienen van de aanvraag door een foutmelding in het digitale systeem van de RVO. Het College oordeelde echter dat de ondernemer zelf verantwoordelijk was voor het tijdig indienen van de aanvraag en dat er geen bewijs was dat er een storing was in het systeem op de dag van indiening. De ondernemer had de concept-aanvraag al op 14 mei 2021 gereedgemaakt, maar had deze niet tijdig ingediend.

Het College concludeerde dat de minister de aanvraag terecht had afgewezen, omdat de aanvraag niet voldeed aan de in de TVL gestelde eisen. De uitspraak benadrukt het belang van het naleven van de indieningstermijnen en de verantwoordelijkheid van ondernemers om zich tijdig te informeren over de regelgeving en procedures. Het beroep van de ondernemer werd ongegrond verklaard, en de minister hoefde geen proceskosten te vergoeden.

Uitspraak

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 22/461

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 11 juli 2023 in de zaak tussen

[naam 1] , h.o.d.n. [naam 2], te [plaats] , (de ondernemer)
en

de minister van Economische Zaken en Klimaat (de minister)

(gemachtigden: mr. M. van den Brink en mr. W. Dam).

Procesverloop

Met het besluit van 21 juli 2021 heeft de minister de aanvraag van de ondernemer voor een subsidie op grond van de Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19 (TVL) voor het eerste kwartaal van 2021 (Q1 2021) afgewezen.
Met het besluit van 28 januari 2022 (het bestreden besluit) heeft de minister het bezwaar van de ondernemer ongegrond verklaard.
De ondernemer heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De minister heeft een verweerschrift ingediend.
De zitting was op 19 juni 2023. Aan de zitting hebben deelgenomen [naam 1] en de gemachtigden van de minister.

Overwegingen

1. Het wettelijk kader is opgenomen in de bijlage, die deel uitmaakt van deze uitspraak.
Inleiding
2.1
De ondernemer heeft een TVL-subsidie aangevraagd voor Q1 2021. De minister heeft de aanvraag afgewezen omdat de aanvraag niet in het aanvraagtijdvak is ingediend. Het aanvraagtijdvak liep van 15 februari 2021 tot en met 18 mei 2021, 17:00 uur. De aanvraag is ingediend op 19 mei 2021.
2.2
Het geschil in deze zaak gaat over de vraag of de minister de aanvraag terecht heeft afgewezen omdat deze niet op tijd is ingediend.
Standpunt van de ondernemer
3. De ondernemer voert aan dat zijn boekhouder hem pas na de kwartaalaangifte liet weten dat hij in aanmerking kwam voor TVL-subsidie voor Q1 2021. Op dat moment was de aanvraagperiode al grotendeels voorbij. Hij is direct begonnen met het voorbereiden van de aanvraag, maar hij had eHerkenning nodig en het duurde meer dan een week om deze te krijgen. Daarna bleek dat hij nog niet over alle gegevens beschikte die hij nodig had van de accountant. De gegevens die hij wel al had, heeft hij tijdens de aanvraagperiode ingevuld in het digitale aanvraagformulier. Van de concept-aanvraag zoals die luidde op 14 mei 2023 heeft hij een screenshot gemaakt. Toen de ondernemer de concept-aanvraag op 18 mei rond 16:15 uur probeerde af te ronden en in te dienen, kreeg hij een foutmelding in het digitale systeem van de RVO. Daardoor lukte het niet om de aanvraag in te dienen. ’s Avonds heeft hij nogmaals geprobeerd om de aanvraag in te dienen, maar omdat de aanvraagtermijn om 17:00 uur verstreken was, mislukte die poging ook. De ondernemer meent dat de minister rekening had moeten houden met zijn situatie en dat het niet de bedoeling van de TVL kan zijn geweest dat indieners die hun aanvraag een paar uur te laat verzenden, niet in aanmerking komen voor subsidie. De minister is er ten onrechte aan voorbijgegaan hoe stressvol de coronaperiode voor hem en zijn gezin was.
Standpunt van de minister
4.1
De minister is van mening dat de ondernemer niet in aanmerking komt voor TVL-subsidie omdat hij de aanvraag niet op tijd heeft ingediend. Op grond van artikel 2.2.6, tweede lid, van de TVL is de aanvraag tijdig ingediend indien deze op de einddatum van 18 mei 2021 vóór 17:00 uur is ontvangen. De aanvraag is op 19 mei 2021 ontvangen. Op grond van artikel 2.2.4, eerste lid, aanhef en onder a, van de TVL beslist de minister afwijzend op een aanvraag indien deze niet voldoet aan de in de TVL gestelde eisen. Omdat de aanvraag te laat is ingediend, voldoet deze niet aan de in de TVL gestelde eisen. Ter onderbouwing van dit standpunt verwijst de minister naar uitspraken van het College van 7 maart 2023 (ECLI:NL:CBB: 2023:118) en 13 juni 2023 (ECLI:NL:CBB:2023:293) waarin het College heeft geoordeeld dat verweerder de aanvraag terecht heeft afgewezen omdat deze niet op tijd was ingediend.
4.2
De minister meent dat van een ondernemer die aanspraak wil maken op een subsidie, mag worden verwacht dat hij zich op de hoogte stelt van de geldende wet- en regelgeving en dat hij tijdig een aanvraag indient. Uit artikel 2.2.6 eerste en tweede lid, TVL volgt duidelijk wat de aanvraagperiode voor Q1 2021 was en deze informatie stond ook duidelijk op de website van de RVO. Omdat de ondernemer stelt dat hij de aanvraag kort voor het sluiten van de indieningstermijn niet kon indienen vanwege een foutmelding, heeft de minister laten controleren of er sprake was van een storing in het digitale systeem van de RVO die het indienen van een aanvraag kon belemmeren. Van een dergelijke storing is volgens de minister niet gebleken. Omdat het de minister niet is gebleken dat het voor de ondernemer onmogelijk was om op tijd een aanvraag in te dienen, is hij van mening dat de te late aanvraag terecht is afgewezen.
Beoordeling door het College
5.1
Het College moet het besluit van de minister beoordelen, dat het bezwaar van de ondernemer ongegrond is, omdat de onderneming de TVL-aanvraag niet op tijd heeft ingediend.
5.2
In artikel 2.2.4, eerste lid, aanhef en onder a, van de TVL is voorgeschreven dat de minister afwijzend beslist op een aanvraag indien de aanvraag niet voldoet aan de bij deze regeling gestelde regels. Eén van deze regels is neergelegd in artikel 2.2.6, tweede lid, van de TVL. Hierin is bepaald dat een aanvraag kan worden ingediend in de periode van 15 februari 2021 tot en met 18 mei 2021. In artikel 2.2.6, tweede lid, van de TVL is bepaald dat aanvragen kunnen worden ingediend vanaf 12.00 uur op de in het eerste lid genoemde begindatum en dat aanvragen tijdig zijn ingediend indien zij op de in het eerste lid genoemde einddatum vóór 17.00 uur zijn ontvangen.
5.3
Niet in geschil is dat de aanvraag te laat is ingediend. De TVL bevat geen hardheidsclausule. Het werken met een openstellingsperiode is van belang voor een werkbare en consistente uitvoeringspraktijk. Niet is gebleken dat het indienen van een tijdige aanvraag onmogelijk was. Op de zitting is gebleken dat ondernemers bij het aanvragen bij de start van Q1 2021 de keuze had tussen inloggen met DigiD en inloggen met eHerkenning. De ondernemer heeft zelf de keuze gemaakt om pas in de loop van de aanvraagperiode, na de mededeling van zijn boekhouder dat hij recht had op TVL, op de website van de RVO te gaan kijken. Dat de ondernemer uit de mededeling van zijn boekhouder dat hij e-Herkenning-3 nodig had, heeft afgeleid dat hij voor het aanvragen van TVL voor Q1 van 2021 niet meer met DigiD kon inloggen, berust weliswaar op een onjuiste aanname, maar is er niet de oorzaak van dat de aanvraag te laat is ingediend. De concept-aanvraag stond immers op 14 mei 2021 al klaar in het digitale systeem van de RVO. Er moesten alleen nog enkele ontbrekende gegevens worden toegevoegd.
5.4
De ondernemer heeft verder aangevoerd dat hij op 18 mei 2021 omstreeks 16:15 uur een foutmelding heeft gekregen toen hij probeerde zijn aanvraag in te dienen. Deze foutmelding is door hem niet onderbouwd met stukken. De minister heeft op de zitting verklaard dat er onderzoek is gedaan of er een storing was op 18 mei en of de ondernemer op die dag contact heeft gezocht met de RVO om melding te maken van problemen met het aanvragen. Volgens de minister was er geen storing. Tussen partijen is niet in geschil dat er geen contact is opgenomen op 18 mei vóór 17:00 uur. De ondernemer heeft verklaard dat hij op 19 mei 2021 in de ochtend contact heeft opgenomen met de RVO. Aangezien de foutmelding niet is onderbouwd met stukken, is niet aannemelijk gemaakt dat de te late indiening van de aanvraag is veroorzaakt door een technische storing in het digitale systeem van de RVO.
5.5
De stellingen van de ondernemer dat het niet de bedoeling van de TVL kan zijn geweest dat indieners die hun aanvraag een paar uur te laat verzenden, niet in aanmerking komen voor subsidie en dat de minister er ten onrechte aan voorbij is gegaan hoe stressvol de coronaperiode voor hem en zijn gezin was, leveren hem evenmin iets op. Hoewel het College begrijpt dat de coronaperiode stressvol was voor de ondernemer en zijn gezin, kan dit er niet toe leiden dat de minister de aanvraag van de ondernemer, in strijd met de TVL, toch in behandeling neemt.
Conclusie
6. Het College is op grond van het voorgaande van oordeel dat de minister de aanvraag om subsidie op grond van de TVL terecht heeft afgewezen. Het beroep is ongegrond. De minister hoeft geen proceskosten te betalen.

Beslissing

Het College verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J. Jacobs, in aanwezigheid van H.L.A. Kleinjans, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 11 juli 2023.
w.g. M.J. Jacobs w.g. H.L.A. Kleinjans
BIJLAGE
Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19 (TVL)

Artikel 2.2.4 (afwijzingsgronden)

1. De minister beslist afwijzend op een aanvraag:
a. indien de aanvraag niet voldoet aan de bij deze regeling gestelde regels;
(…)

Artikel 2.2.6. (aanvraagperiode)

Een aanvraag kan worden ingediend in de periode van 15 februari 2021 tot en met 18 mei 2021.
Aanvragen kunnen worden ingediend vanaf 12.00 uur op de in het eerste lid genoemde begindatum en zijn tijdig ingediend indien zij op de in het eerste lid genoemde einddatum vóór 17.00 uur zijn ontvangen.