ECLI:NL:CBB:2023:359

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
11 juli 2023
Publicatiedatum
10 juli 2023
Zaaknummer
22/469
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag TVL-subsidie wegens te late indiening door ondernemer

In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 11 juli 2023 uitspraak gedaan in het geschil tussen een ondernemer en de minister van Economische Zaken en Klimaat over de afwijzing van een aanvraag voor de TVL-subsidie voor het derde kwartaal van 2021. De ondernemer had zijn aanvraag te laat ingediend, namelijk op 4 november 2021, terwijl de aanvraagperiode liep van 31 augustus 2021 tot en met 29 oktober 2021. De ondernemer stelde dat de vertraging het gevolg was van een menselijke fout bij zijn administratiekantoor, dat ten onrechte had aangenomen dat de termijn voor het indienen van de aanvraag langer was. De minister heeft de aanvraag afgewezen op basis van de geldende regels, die vereisen dat aanvragen tijdig worden ingediend. Het College oordeelde dat het de verantwoordelijkheid van de ondernemer was om zich op de hoogte te stellen van de voorwaarden en dat de afwijzing van de aanvraag terecht was. Het beroep van de ondernemer op het vertrouwensbeginsel werd afgewezen, omdat er geen concrete toezegging was gedaan door de RVO dat de aanvraag alsnog inhoudelijk zou worden beoordeeld. Het College verklaarde het beroep ongegrond en de minister hoefde geen proceskosten te vergoeden.

Uitspraak

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 22/469

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 11 juli 2023 in de zaak tussen

[naam 1] , h.o.d.n. [naam 2] , te [plaats] , (de ondernemer)

en

de minister van Economische Zaken en Klimaat (de minister)

(gemachtigden: mr. M. van den Brink en mr. W. Dam).

Procesverloop

Met het besluit van 30 november 2021 heeft de minister de aanvraag van de ondernemer voor een subsidie op grond van de Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19 (TVL) voor het derde kwartaal van 2021 (Q3 2021) afgewezen.
Met het besluit van 27 januari 2022 (het bestreden besluit) heeft de minister het bezwaar van de ondernemer ongegrond verklaard.
De ondernemer heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De minister heeft een verweerschrift ingediend.
De zitting was op 19 juni 2023. Aan de zitting hebben de gemachtigden van de minister deelgenomen.

Overwegingen

1. Het wettelijk kader is opgenomen in de bijlage, die deel uitmaakt van deze uitspraak.
Inleiding
2.1
De ondernemer heeft een TVL-subsidie aangevraagd voor Q3 2021. De minister heeft de aanvraag afgewezen omdat de aanvraag niet in het aanvraagtijdvak is ingediend. Het aanvraagtijdvak liep van 31 augustus 2021 tot en met 29 oktober 2021, 17:00 uur. De aanvraag is ingediend op 4 november 2021.
2.2
Het geschil in deze zaak betreft de vraag of de minister de aanvraag terecht heeft afgewezen vanwege het niet tijdig indienen ervan.
Standpunt van de ondernemer
3. De ondernemer is het niet eens met de afwijzing. Hij voert aan dat de aanvraag te laat is ingediend door een menselijke fout bij het administratiekantoor dat zijn aanvraag zou indienen. Omdat de termijn voor het aanvragen van de TVL-subsidie voor het tweede kwartaal van 2021 volgens het administratiekantoor veel langer was, is het administratiekantoor ervan uitgegaan dat de termijn voor het aanvragen van de TVL-subsidie voor Q3 even lang zou zijn en kwam het er pas op 4 november 2021 achter dat de aanvraagperiode al voorbij was. Die dag is er direct contact geweest met de RVO en heeft een medewerker van de RVO via de chat aangegeven dat het zeker nog mogelijk was om een aanvraag in te dienen. Er is ook direct een link gestuurd naar een pro-forma-aanvraagformulier. Daarom verbaast het de ondernemer dat de aanvraag is afgewezen.
Standpunt van de minister
4.1
De minister is van mening dat de ondernemer niet in aanmerking komt voor een TVL-subsidie omdat hij de aanvraag niet op tijd heeft ingediend. Op grond van artikel 2.4.8, eerste en tweede lid, van de TVL is de aanvraag tijdig ingediend indien deze op de einddatum van 26 oktober 2021 voor 17:00 uur is ontvangen. De aanvraag is op 4 november 2021 ontvangen. Op grond van artikel 2.4.6, eerste lid, aanhef en onder a, van de TVL beslist de minister afwijzend op een aanvraag indien deze niet voldoet aan de in de TVL gestelde eisen. Omdat de aanvraag te laat is ingediend, voldoet deze niet aan de in de TVL gestelde eisen. Ter onderbouwing van dit standpunt verwijst de minister naar uitspraken van het College van
7 maart 2023 (ECLI:NL:CBB: 2023:118) en 13 juni 2023 (ECLI:NL:CBB:2023:293) waarin het College heeft geoordeeld dat verweerder de aanvraag terecht heeft afgewezen omdat deze niet op tijd was ingediend.
4.2
De minister meent dat van een ondernemer die aanspraak wil maken op een subsidie, mag worden verwacht dat hij zich op de hoogte stelt van de geldende wet- en regelgeving en dat hij tijdig een aanvraag indient. Dat de ondernemer op basis van de aanvraagtermijn die gold voor het tweede kwartaal van 2021 in de veronderstelling was dat de aanvraagtermijn voor Q3 2021 langer was, moet daarom voor zijn rekening en risico blijven. Uit artikel 2.4.8, eerste en tweede lid, TVL volgt duidelijk wat de aanvraagperiode voor Q3 2021 was en deze informatie stond ook duidelijk op de website van de RVO.
4.3
Tijdens de contacten die er via de chat en de telefoon zijn geweest tussen de RVO en de ondernemer is volgens de minister geen vertrouwen gewekt dat er nog een aanvraag kon worden gedaan en dat er TVL-subsidie zou worden verleend voor Q3 2021. Uit het chatcontact waarvan afschriften zijn overgelegd volgt dat een medewerker van de RVO een link heeft toegestuurd en daarbij heeft aangegeven dat de ondernemer een verzoek kan doen om alsnog een aanvraag te mogen indienen. Daarmee is volgens de minister niet toegezegd dat de aanvraag inhoudelijk zou worden behandeld dan wel tot een toekenning zou leiden. In het telefonisch contact is uitsluitend aangegeven dat een reactie op de ‘te-laat-melding’ enkele weken kan duren.
Beoordeling door het College
5.1
Het College moet het besluit van de minister beoordelen, dat het bezwaar van de ondernemer ongegrond is omdat hij de TVL-aanvraag niet op tijd heeft ingediend.
5.2
In artikel 2.4.6, eerste lid, aanhef en onder a, van de TVL is voorgeschreven dat de minister afwijzend beslist op een aanvraag indien de aanvraag niet voldoet aan de bij deze regeling gestelde regels. Eén van deze regels is neergelegd in artikel 2.4.8, eerste en tweede lid, van de TVL. Hierin is bepaald dat een aanvraag kan worden ingediend in de periode van 31 augustus 2021 tot en met 26 oktober 2021. Aanvragen konden worden ingediend vanaf 12.00 uur op de in het eerste lid genoemde begindatum en zijn tijdig ingediend indien zij op de in het eerste lid genoemde einddatum vóór 17.00 uur zijn ontvangen. Op 25 oktober 2021 is de einddatum verlengd tot en met 29 oktober 2021, 17.00 uur. Op de zitting heeft de minister verklaard dat deze verlenging verband hield met een storing in het digitale systeem.
5.3
Niet in geschil is dat de ondernemer geen tijdige aanvraag voor TVL Q3 2021 heeft ingediend. De TVL bevat geen hardheidsclausule. Het College is van oordeel dat dit niet onredelijk is. Het werken met een openstellingsperiode is van belang voor een werkbare en consistente uitvoeringspraktijk. Dat de ondernemer niet binnen de aanvraagtermijn voor Q3 2021 een aanvraag heeft ingediend, berust op de onjuiste veronderstelling van het door hem ingeschakelde administratiekantoor dat de termijn langer zou zijn. Dit moet voor rekening van de ondernemer blijven. De minister heeft terecht gesteld dat het de eigen verantwoordelijkheid van een ondernemer is om zich op de hoogte te stellen van de voorwaarden om voor een subsidie in aanmerking te komen. Het lag daarom op de weg van de ondernemer om tijdig kennis te nemen van de TVL-voorwaarden en zijn aanvraag op tijd in te dienen. Niet gebleken is dat de ondernemer daartoe niet in staat was.
5.4
Het beroep van de ondernemer op het vertrouwensbeginsel slaagt niet. Voor een geslaagd beroep op dit beginsel is allereerst vereist dat sprake is van een concrete en ondubbelzinnige toezegging. Het College volgt de ondernemer niet in zijn betoog dat de RVO in de contacten via de chat en de telefoon heeft toegezegd dat een alsnog in te dienen aanvraag inhoudelijk zou worden beoordeeld. Uit de foto’s van de chatcontacten blijkt dat is aangegeven dat een verzoek kon worden ingediend om alsnog een aanvraag te mogen indienen en dat dát verzoek zou worden beoordeeld. Ook is aangegeven dat het wel enige tijd kon duren voordat het verzoek zou worden beoordeeld. Deze uitlatingen kunnen naar het oordeel van het College niet worden gekwalificeerd als een concrete en ondubbelzinnige toezegging waaruit de ondernemer redelijkerwijs kon en mocht afleiden dat een alsnog in te dienen aanvraag inhoudelijk zou worden beoordeeld.
Conclusie
6. Het College is op grond van het voorgaande van oordeel dat de minister de aanvraag om TVL-subsidie terecht heeft afgewezen. Het beroep is ongegrond. De minister hoeft geen proceskosten te betalen.

Beslissing

Het College verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J. Jacobs, in aanwezigheid van H.L.A. Kleinjans, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 11 juli 2023.
w.g. M.J. Jacobs w.g. H.L.A. Kleinjans
BIJLAGE

Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19

Artikel 2.4.6 van de TVL luidt, voor zover relevant, als volgt:
“1. De minister beslist afwijzend op een aanvraag:
a. indien de aanvraag niet voldoet aan de bij deze regeling gestelde regels;
[…].”
Artikel 2.4.8 van de TVL luidt als volgt:
“1. Een aanvraag kan worden ingediend in de periode van 31 augustus 2021 tot en met 26 oktober 2021.
2. Aanvragen kunnen worden ingediend vanaf 08.00 uur op de in het eerste lid genoemde begindatum en zijn tijdig ingediend indien zij op de in het eerste lid genoemde einddatum vóór 17.00 uur zijn ontvangen.”