In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 11 juli 2023 uitspraak gedaan in het geschil tussen een ondernemer en de minister van Economische Zaken en Klimaat over de afwijzing van een aanvraag voor de TVL-subsidie voor het derde kwartaal van 2021. De ondernemer had zijn aanvraag te laat ingediend, namelijk op 4 november 2021, terwijl de aanvraagperiode liep van 31 augustus 2021 tot en met 29 oktober 2021. De ondernemer stelde dat de vertraging het gevolg was van een menselijke fout bij zijn administratiekantoor, dat ten onrechte had aangenomen dat de termijn voor het indienen van de aanvraag langer was. De minister heeft de aanvraag afgewezen op basis van de geldende regels, die vereisen dat aanvragen tijdig worden ingediend. Het College oordeelde dat het de verantwoordelijkheid van de ondernemer was om zich op de hoogte te stellen van de voorwaarden en dat de afwijzing van de aanvraag terecht was. Het beroep van de ondernemer op het vertrouwensbeginsel werd afgewezen, omdat er geen concrete toezegging was gedaan door de RVO dat de aanvraag alsnog inhoudelijk zou worden beoordeeld. Het College verklaarde het beroep ongegrond en de minister hoefde geen proceskosten te vergoeden.