ECLI:NL:CBB:2023:354
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing subsidieaanvraag op grond van de Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19 (TVL) voor MKB-ondernemingen
In deze uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 11 juli 2023, zaaknummer 21/1020, is het beroep van een onderneming tegen de afwijzing van haar subsidieaanvraag op grond van de Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19 (TVL) voor het vierde kwartaal van 2020 ongegrond verklaard. De minister van Economische Zaken en Klimaat had de aanvraag afgewezen omdat de onderneming niet voldeed aan de voorwaarden van de regeling, met name dat het omzetverlies ten minste 30% moest bedragen en de vaste lasten minimaal € 3.000,- moesten zijn. De onderneming had aangevoerd dat er onjuistheden waren in de omzetgegevens die de minister had gebruikt voor de beoordeling van de aanvraag. Ze had een suppletieaangifte ingediend, maar de minister stelde dat deze was ingetrokken door de Belastingdienst vanwege tegenstrijdigheden in de aangiften over 2019. De onderneming had geen bewijs kunnen leveren dat de suppletieaangifte correct was en dat de omzet in de referentieperiode daadwerkelijk hoger was dan de door de minister aangenomen omzet van € 0,-.
Het College oordeelde dat de minister terecht geen rekening had gehouden met de suppletieaangifte, omdat deze niet zichtbaar was voor de minister en de onderneming niet had aangetoond dat de oorspronkelijke aangifte omzetbelasting onjuist was. De uitspraak benadrukt het belang van correcte en tijdige aangiften voor het verkrijgen van subsidies en bevestigt dat de minister zich kan baseren op de gegevens die bij de Belastingdienst bekend zijn. De conclusie was dat de onderneming niet voldeed aan de voorwaarden voor de subsidie en dat het beroep ongegrond werd verklaard.