ECLI:NL:CBB:2023:315
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag TRSEC-subsidie voor evenement door stichting met als doel deelname van mensen met een beperking aan het uitgaansleven te bevorderen
In deze uitspraak van het College van Beroep voor het Bedrijfsleven op 20 juni 2023, zaaknummer 22/1654, wordt de afwijzing van een subsidieaanvraag door de minister van Economische Zaken en Klimaat aan een stichting die evenementen organiseert voor mensen met een (lichamelijke) beperking, behandeld. De stichting had een subsidie aangevraagd op grond van de Tijdelijke Regeling Subsidie Evenementen COVID-19 (TRSEC) voor een evenement dat op 12 september 2021 zou plaatsvinden, maar vanwege coronamaatregelen werd geannuleerd. De minister heeft de aanvraag afgewezen omdat de stichting niet voldeed aan de voorwaarden van de TRSEC, met name omdat voor de vorige editie van het evenement geen annuleringsverzekering met pandemiedekking was afgesloten.
De stichting heeft bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing, maar de minister verklaarde het bezwaar ongegrond. Tijdens de zitting op 30 maart 2023 heeft de stichting haar standpunt toegelicht, waarbij zij aanvoerde dat de afwijzing onterecht was omdat de aanvraag voor de TRSEC-subsidie een hoger bedrag betrof dan de inmiddels toegekende ATE-subsidie. De minister stelde echter dat de stichting geen procesbelang meer had, omdat de ATE-subsidie al was toegekend.
Het College heeft geoordeeld dat de stichting wel degelijk procesbelang heeft, omdat het niet uitgesloten is dat zij een vergoeding kan ontvangen voor kosten die niet onder de ATE-subsidie vallen. De minister heeft de afwijzing van de subsidieaanvraag gebaseerd op twee gronden: de aanvraag was te laat ingediend en er was geen annuleringsverzekering met pandemiedekking afgesloten voor de vorige editie van het evenement. Het College heeft geconcludeerd dat de stichting niet voldoet aan de voorwaarden van de TRSEC en dat de minister de aanvraag terecht heeft afgewezen. Het beroep van de stichting is ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding.