ECLI:NL:CBB:2023:315

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
20 juni 2023
Publicatiedatum
16 juni 2023
Zaaknummer
22/1654
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag TRSEC-subsidie voor evenement door stichting met als doel deelname van mensen met een beperking aan het uitgaansleven te bevorderen

In deze uitspraak van het College van Beroep voor het Bedrijfsleven op 20 juni 2023, zaaknummer 22/1654, wordt de afwijzing van een subsidieaanvraag door de minister van Economische Zaken en Klimaat aan een stichting die evenementen organiseert voor mensen met een (lichamelijke) beperking, behandeld. De stichting had een subsidie aangevraagd op grond van de Tijdelijke Regeling Subsidie Evenementen COVID-19 (TRSEC) voor een evenement dat op 12 september 2021 zou plaatsvinden, maar vanwege coronamaatregelen werd geannuleerd. De minister heeft de aanvraag afgewezen omdat de stichting niet voldeed aan de voorwaarden van de TRSEC, met name omdat voor de vorige editie van het evenement geen annuleringsverzekering met pandemiedekking was afgesloten.

De stichting heeft bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing, maar de minister verklaarde het bezwaar ongegrond. Tijdens de zitting op 30 maart 2023 heeft de stichting haar standpunt toegelicht, waarbij zij aanvoerde dat de afwijzing onterecht was omdat de aanvraag voor de TRSEC-subsidie een hoger bedrag betrof dan de inmiddels toegekende ATE-subsidie. De minister stelde echter dat de stichting geen procesbelang meer had, omdat de ATE-subsidie al was toegekend.

Het College heeft geoordeeld dat de stichting wel degelijk procesbelang heeft, omdat het niet uitgesloten is dat zij een vergoeding kan ontvangen voor kosten die niet onder de ATE-subsidie vallen. De minister heeft de afwijzing van de subsidieaanvraag gebaseerd op twee gronden: de aanvraag was te laat ingediend en er was geen annuleringsverzekering met pandemiedekking afgesloten voor de vorige editie van het evenement. Het College heeft geconcludeerd dat de stichting niet voldoet aan de voorwaarden van de TRSEC en dat de minister de aanvraag terecht heeft afgewezen. Het beroep van de stichting is ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding.

Uitspraak

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 22/1654

uitspraak van de meervoudige kamer van 20 juni 2023 in de zaak tussen

[Stichting] , gevestigd in [plaats] (de stichting)

en

de minister van Economische Zaken en Klimaat (de minister).

Procesverloop

Met het besluit van 8 februari 2022 heeft de minister de aanvraag van de stichting voor een subsidie op grond van de Tijdelijke Regeling Subsidie Evenementen COVID-19 (TRSEC) afgewezen.
Met de beslissing op bezwaar van 8 juli 2022 heeft de minister het bezwaar van de stichting ongegrond verklaard.
De stichting heeft beroep ingesteld tegen de beslissing op bezwaar. De minister heeft een verweerschrift ingediend.
Het beroep is op 30 maart 2023 op zitting behandeld. Namens de stichting heeft bestuurder [naam] aan de zitting deelgenomen. De minister heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M.J.H. van der Burgt en mr. S.M. Piron.

Overwegingen

1. De stichting heeft als doel om de deelname van mensen met een (lichamelijke) beperking aan het uitgaansleven en andere vormen van vrijetijdsbesteding te bevorderen. In dat kader organiseert de stichting feesten en evenementen waaraan mensen met een (lichamelijke) beperking kunnen deelnemen. In het verleden waren dat vaak kleinere evenementen, voor 20 tot 50 deelnemers. Op 12 september 2021 zou het eerste grote evenement plaatsvinden: ‘Disco zonder drempels’ in evenementenzaal AFAS Live. De stichting heeft dit evenement vanwege de coronamaatregelen geannuleerd.
2. De stichting heeft voor het evenement een TRSEC-subsidie van € 62.500,- aangevraagd. De minister heeft per e-mail laten weten voornemens te zijn de aanvraag af te wijzen en de stichting gewezen op de mogelijkheid om een aanvraag te doen voor subsidie op grond van de Tijdelijke regeling aanvullende subsidie evenementen COVID-19 (ATE). De minister heeft vervolgens de TRSEC-aanvraag afgewezen. De stichting heeft daarop ATE-subsidie voor het evenement aangevraagd. In een besluit van 21 juni 2022 is die subsidie vastgesteld op € 22.600,-.
Procesbelang
3. De minister heeft zich in het verweerschrift op het standpunt gesteld dat de stichting geen procesbelang meer heeft bij een beoordeling van de afwijzing van de aanvraag van de TRSEC-subsidie, omdat voor hetzelfde evenement inmiddels de aangevraagde ATE-subsidie is toegekend.
4. Het College heeft de minister in een brief verzocht om toe te lichten waarom de toekenning van de ATE-subsidie ertoe zou leiden dat de stichting geen procesbelang meer heeft ten aanzien van de afwijzing van de aangevraagde TRSEC-subsidie, die een hoger bedrag betrof dan de toegekende ATE-subsidie.
5. In reactie heeft de minister een e-mailbericht van de stichting van 16 maart 2022 ingediend. Daarin verzoekt de stichting om het aangevraagde bedrag voor de ATE naar € 22.600 bij te stellen, omdat de te vergoeden kosten bij nader inzien lager zijn dan in die aanvraag stond.
6. Op de zitting heeft de minister toegelicht dat de TRSEC is opgesteld voor een specifieke groep organisatoren. Om TRSEC te kunnen krijgen moet sprake zijn van een terugkerend evenement, waarbij voor eerdere edities een annuleringsverzekering met pandemiedekking was afgesloten. Voor organisatoren van evenementen die niet aan die voorwaarden voldoen is in de ATE een vangnet gecreëerd. Via die regeling kan voor dezelfde kostenposten een subsidie worden aangevraagd. Die regeling heeft dezelfde vereisten voor onderbouwing van de gemaakte kosten. Volgens de minister heeft de stichting inmiddels via de ATE al het maximaal voor dit evenement toe te kennen subsidiebedrag ontvangen.
7. De stichting heeft op de zitting toegelicht dat het oorspronkelijk aangevraagde bedrag voor de TRSEC van € 62.500,- de gemiste inkomsten van de kaartverkoop betrof, in plaats van de gemaakte kosten voor leveranciers. Maar volgens de stichting zou op basis van de TRSEC wel een hoger subsidiebedrag dan € 22.600,- toegekend kunnen worden. De stichting zou namelijk meer kosten hebben gemaakt dan bij de ATE-aanvraag is aangegeven. Volgens de stichting is uit praktische overwegingen in het kader van de onderbouwing van de kosten ATE-subsidie aangevraagd voor een lager bedrag dan de daadwerkelijke kosten. De stichting vindt dat daarom nog wel sprake is van procesbelang.
8. Naar het oordeel van het College is niet op voorhand uit te sluiten dat de stichting door middel van deze procedure een vergoeding voor kosten die niet op grond van de ATE zijn vergoed kan ontvangen. De stichting heeft daarom procesbelang bij de beoordeling van haar beroep.
Recht op TRSEC-subsidie
9. De minister heeft de afwijzing van de subsidieaanvraag gebaseerd op twee grondslagen: de aanvraag is te laat ingediend en de stichting had voor de vorige editie van het evenement geen annuleringsverzekering met pandemiedekking afgesloten. De stichting voldoet daarom volgens de minister niet aan de vereisten voor een TRSEC-subsidie.
10. Het College beoordeelt eerst of de aanvraag mocht worden afgewezen op de grondslag dat voor de vorige editie geen annuleringsverzekering met pandemiedekking was afgesloten.
11. De stichting voert aan dat haar ten onrechte is tegengeworpen dat voor het voorgaande evenement geen annuleringsverzekering met pandemiedekking was afgesloten. De eerdere edities van ‘Disco zonder drempels’ waren veel kleinere evenementen, waarvoor een annuleringsverzekering niet nodig was en bovendien veel te duur zou zijn geweest. Toen de stichting voor het evenement in 2021 informeerde naar een annuleringsverzekering werd er al geen pandemiedekking meer gegeven.
12. De minister vindt het niet onevenredig dat de subsidie is afgewezen, omdat voor het voorgaande evenement geen annuleringsverzekering met pandemiedekking is afgesloten. Dat evenement was weliswaar kleiner, maar voor een kleiner evenement kan (tegen een lager tarief) ook een annuleringsverzekering afgesloten worden. De minister wijst op de toelichting van de TRSEC-regeling, waarin staat dat het vereiste van een eerdere annuleringsverzekering met pandemiedekking aansluit bij de aanleiding voor de regeling, namelijk het wegvallen van de verzekeringsmogelijkheid. [1] Voor organisatoren van evenementen die niet aan die voorwaarden voldoen is in de ATE een vangnet gecreëerd.
13. De TRSEC is van toepassing op evenementen waarvoor geldt dat voor de vorige geheel of gedeeltelijk in Nederland gehouden of te houden editie van het evenement een annuleringsverzekering met pandemiedekking was afgesloten. [2] Vast staat dat de stichting op 12 september 2021 voor de eerste maal het evenement in deze omvang organiseerde. Ook staat vast dat voor de eerdere, veel kleinere edities van het evenement geen annuleringsverzekering met pandemiedekking was afgesloten. Naar het oordeel van het College voldoet de stichting daarom niet aan de voorwaarden van de TRSEC en is het dus niet mogelijk om op grond van de TRSEC subsidie te krijgen voor dit evenement.
14. De minister mocht de aanvraag van de stichting afwijzen op de grondslag dat voor de vorige editie van het evenement geen annuleringsverzekering met pandemiedekking was afgesloten. De grondslag dat de aanvraag te laat is ingediend hoeft daarom niet meer besproken te worden.
15. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenvergoeding bestaat geen aanleiding.

Beslissing

Het College verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. van Duuren, mr. M.P. Glerum en mr. M. van der Knijff, in aanwezigheid van mr. K. Naganathar, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 20 juni 2023.
w.g. M. van Duuren w.g. K. Naganathar

Voetnoten

1.Stcrt. 2021, 31019, paragraaf 1.6.
2.Artikel 3, tweede lid, aanhef en onder b, van de TRSEC.