In deze uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 20 juni 2023, zaaknummer 22/1181, is de afwijzing van een subsidieaanvraag op grond van de Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19 (TVL) aan de orde. De ondernemer had een aanvraag ingediend voor een subsidie voor het tweede kwartaal van 2021, maar de minister van Economische Zaken en Klimaat heeft deze aanvraag afgewezen omdat het omzetverlies van de ondernemer in de subsidieperiode 25,36% bedroeg, terwijl het vereiste omzetverlies ten minste 30% moest zijn. De ondernemer had zijn omzetverlies onderbouwd met verschillende documenten, waaronder bankafschriften en belastingaangiftes, maar de minister oordeelde dat de ondernemer niet de juiste bewijsstukken had overgelegd om zijn omzet in de referentieperiode (Q2 2019) aan te tonen. Tijdens de zitting op 1 juni 2023 was de ondernemer afwezig, maar de minister heeft zijn standpunt toegelicht. Het College heeft geoordeeld dat de minister terecht de aanvraag heeft afgewezen, omdat het omzetverlies niet voldeed aan de vereisten van de regeling. Het College heeft vastgesteld dat de beslissing op bezwaar tijdens de zitting adequaat was gemotiveerd, waardoor een motiveringsgebrek in de eerdere beslissing is hersteld. Het beroep van de ondernemer is ongegrond verklaard, maar het College heeft bepaald dat het door de ondernemer betaalde griffierecht moet worden vergoed.