ECLI:NL:CBB:2023:29
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep van een veehouder tegen kosten van hercontrole door de minister van LNV
In deze zaak heeft een veehouder beroep ingesteld tegen de kosten die door de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) in rekening zijn gebracht voor een hercontrole op zijn bedrijf. De hercontrole vond plaats op 28 januari 2019, na een eerdere last onder bestuursdwang die op 26 juli 2018 was opgelegd vanwege overtredingen van de Wet Dieren. De minister had een bedrag van € 673,- in rekening gebracht voor deze controle, wat de veehouder betwistte. Hij voerde aan dat de rapporten van bevindingen niet overeenkwamen met de werkelijkheid en dat de controle niet gericht was op de naleving van de opgelegde last, maar op zijn bijzondere positie als melkproducent met een koperserkenning.
Het College van Beroep voor het bedrijfsleven heeft de zaak behandeld en overwoog dat op grond van artikel 28 van Verordening (EG) nr. 882/2004 de minister verplicht is om de kosten van hercontroles in rekening te brengen bij degene die verantwoordelijk is voor de niet-naleving van de voorschriften. De minister verklaarde dat de kosten enkel betrekking hadden op een aanvullende officiële controle, wat de veehouder niet betwistte. Het College concludeerde dat er onvoldoende bewijs was om aan te nemen dat de hercontrole met een ander doel was uitgevoerd.
Uiteindelijk verklaarde het College het beroep ongegrond en oordeelde dat de minister de kosten van de hercontrole bij de veehouder in rekening mocht brengen. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 17 januari 2023.