In deze zaak heeft de onderneming, een tapasrestaurant, een subsidie aangevraagd op grond van de Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19 voor het eerste kwartaal van 2021. De aanvraag werd aanvankelijk afgewezen door de minister van Economische Zaken en Klimaat. Na een ongegrond verklaard bezwaar, heeft de minister op 1 augustus 2022 het bezwaar gegrond verklaard en alsnog een subsidie verleend van € 57.393,89. Later, op 29 december 2022, heeft de minister deze subsidie verhoogd naar € 64.692,79. De onderneming heeft zijn beroep tegen de eerdere besluiten gehandhaafd, maar heeft geen gronden aangevoerd tegen het laatste besluit van de minister.
De zitting vond plaats op 16 januari 2023, waarbij de minister en de gemachtigden van de onderneming aanwezig waren. Het College van Beroep voor het bedrijfsleven heeft vastgesteld dat de minister volledig tegemoet is gekomen aan het beroep van de onderneming, waardoor er geen belang meer was bij een verdere beoordeling van het beroep. Het College heeft het beroep daarom niet-ontvankelijk verklaard.
Daarnaast heeft het College de minister veroordeeld in de proceskosten, die zijn vastgesteld op € 1.674,- voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Ook is de minister opgedragen het betaalde griffierecht van € 360,- aan de onderneming te vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. H. van den Heuvel, in aanwezigheid van griffier mr. A.M. Slierendrecht, en is openbaar uitgesproken op 6 juni 2023.