ECLI:NL:CBB:2023:278

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
6 juni 2023
Publicatiedatum
1 juni 2023
Zaaknummer
22/1038
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep inzake subsidie vaste lasten COVID-19

In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 6 juni 2023 uitspraak gedaan over de niet-ontvankelijkheid van een beroep van [naam 1] tegen een besluit van de minister van Economische Zaken en Klimaat. Het beroep betreft de intrekking van een subsidie op grond van de Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19 (TVL) voor het vierde kwartaal van 2020. De minister had op 18 augustus 2021 de subsidie ingetrokken en het bezwaar van [naam 1] tegen deze intrekking op 7 april 2022 kennelijk niet-ontvankelijk verklaard, omdat het bezwaarschrift te laat was ingediend.

De termijn voor het indienen van een beroepschrift is zes weken, zoals bepaald in artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Het College constateerde dat het beroepschrift van [naam 1] pas op 2 juni 2022 was ontvangen, terwijl de termijn op 19 mei 2022 was verstreken. [naam 1] had aangevoerd dat hij de Nederlandse taal niet beheerst en dat zijn gemachtigde, die op vakantie was, het bestreden besluit pas op 25 mei 2022 had kunnen bekijken. Het College oordeelde echter dat het niet beheersen van de Nederlandse taal geen verschoonbare reden is voor de termijnoverschrijding.

Het College benadrukte dat de indiener van een beroepschrift verantwoordelijk is voor tijdige indiening, ook als hij zich laat vertegenwoordigen door een gemachtigde. De gemachtigde had maatregelen moeten treffen om de voortgang van de zaken te waarborgen tijdens zijn afwezigheid. Aangezien het beroep niet tijdig was ingediend, verklaarde het College het beroep niet-ontvankelijk en stelde het dat de minister geen proceskosten hoeft te vergoeden.

Uitspraak

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 22/1038

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 6 juni 2023 in de zaak tussen

[naam 1] , handelend onder de naam [naam 2] , te [plaats] ( [naam 1] )

(gemachtigde: S. Pangalila),
en

de minister van Economische Zaken en Klimaat

(gemachtigden: mr. C. Zieleman en mr. O. Andich).

Procesverloop

Met het besluit van 18 augustus 2021 (het intrekkingsbesluit) heeft de minister de aan [naam 1] verleende subsidie op grond van de Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19 (TVL) voor het vierde kwartaal (Q4) 2020 ingetrokken.
Met het besluit van 7 april 2022 (het bestreden besluit) heeft de minister het bezwaar van [naam 1] kennelijk niet-ontvankelijk verklaard.
[naam 1] heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De minister heeft een verweerschrift ingediend.
De zitting was op 25 mei 2023. Aan de zitting hebben deelgenomen de gemachtigden van de minister.

Overwegingen

1. Met het bestreden besluit heeft de minister het bezwaar van [naam 1] tegen het intrekkingsbesluit kennelijk niet-ontvankelijk verklaard omdat het bezwaarschrift te laat is ingediend en er geen reden is om de termijnoverschrijding verschoonbaar te achten.
2. De termijn voor het indienen van een bezwaar- of beroepschrift is op grond van artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zes weken. Artikel 6:9, eerste lid, van de Awb bepaalt dat een beroepschrift tijdig is ingediend indien het voor het einde van de termijn van zes weken is ontvangen. Op grond van artikel 6:11 van de Awb blijft
niet-ontvankelijkverklaring achterwege bij een na afloop van de termijn ingediend beroepschrift, indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest. De termijnoverschrijding is dan verschoonbaar (verontschuldigbaar).
3. Het College stelt vast dat het beroepschrift niet tijdig is ingediend. De laatste dag waarop tijdig een beroepschrift kon worden ingediend tegen het bestreden besluit was 19 mei 2022. Het beroepschrift van [naam 1] dateert van 31 mei 2022 en is op 2 juni 2022 bij de griffie van het College ontvangen. Het beroepschrift is dus niet voor het einde van de beroepstermijn bij het College ontvangen.
4. Het College heeft [naam 1] bij brief van 20 juni 2022 in de gelegenheid gesteld om argumenten aan te dragen op grond waarvan hij meent dat redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat hij in verzuim is geweest. [naam 1] heeft hierop geantwoord dat hij de Nederlandse taal niet beheerst en dat hij het bestreden besluit om die reden aan zijn gemachtigde heeft doorgezonden. Zijn gemachtigde was in verband met zijn vakantie pas op 25 mei 2022 in de gelegenheid het bestreden besluit te bekijken. Direct daarna is het beroepschrift opgesteld en verzonden.
5. Naar het oordeel van het College is het niet beheersen van de Nederlandse taal geen reden om de termijnoverschrijding verschoonbaar te achten. [naam 1] blijft zelf verantwoordelijk om tijdig hulp in te schakelen voor de beoordeling en afhandeling van zijn post. In dit geval heeft [naam 1] het bestreden besluit doorgezonden naar zijn gemachtigde. Dat zijn gemachtigde dit wegens zijn vakantie niet tijdig heeft kunnen beoordelen, maakt echter ook niet dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is. Wanneer de indiener van een beroepschrift ervoor kiest zich door een gemachtigde te laten vertegenwoordigen, wordt het optreden van die gemachtigde namelijk in beginsel aan de indiener toegerekend. Het lag op de weg van de gemachtigde van [naam 1] om maatregelen te treffen om een goede voortgang van lopende en spoedeisende zaken te waarborgen in de periode van zijn vakantie. Dat dat niet is gebeurd, moet voor rekening en risico van [naam 1] blijven.
6. Het beroep is niet-ontvankelijk. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

Het College verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H.L. van der Beek, in aanwezigheid van mr. I. Goud, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 6 juni 2023.
w.g. H.L. van der Beek w.g. I. Goud