Op 6 juni 2023 heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven uitspraak gedaan in een verzetprocedure. Betrokkene, die eerder een uitspraak van het College op 8 juni 2021 had ontvangen, verzocht om herziening van deze uitspraak. In de eerdere uitspraak was het fosfaatrecht van betrokkene vastgesteld op 3.145 kilogram. Het College had op 11 oktober 2022 het verzoek om herziening afgewezen zonder zitting, op basis van de artikelen 8:54 en 8:119 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Betrokkene voerde in verzet aan dat er wel degelijk nieuwe feiten en omstandigheden waren die herziening rechtvaardigden, met name met betrekking tot de BEX-berekening en de beoordeling van de individuele disproportionele last.
Het College heeft echter geoordeeld dat de aangevoerde argumenten van betrokkene niet voldoen aan de criteria van artikel 8:119, eerste lid, van de Awb. De argumenten waren in wezen een herhaling van eerder aangevoerde standpunten en geen nieuwe feiten. Het College benadrukte dat het rechtsmiddel van herziening niet bedoeld is om een zaak opnieuw te beoordelen op basis van dezelfde argumenten. Daarom werd het verzet ongegrond verklaard, en werd betrokkene opgedragen zich neer te leggen bij de definitieve vaststelling van zijn fosfaatrecht.
Daarnaast werd bepaald dat de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit geen proceskosten hoeft te vergoeden. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door mr. T.G.M. Simons, met D.A. Bohlmeijer als griffier.