ECLI:NL:CBB:2023:268

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
15 mei 2023
Publicatiedatum
30 mei 2023
Zaaknummer
22/283
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing subsidieaanvraag TVL Q2 2021 wegens indienen buiten aanvraagperiode

In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 15 mei 2023 uitspraak gedaan over de afwijzing van een subsidieaanvraag op grond van de Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19 (TVL) voor het tweede kwartaal van 2021. De aanvraag was door de onderneming ingediend na de sluitingsdatum, wat leidde tot de afwijzing door de minister van Economische Zaken en Klimaat. De onderneming had gezondheidsklachten en de boekhouder was op vakantie, maar het College oordeelde dat deze omstandigheden niet voldoende waren om de aanvraag alsnog in te dienen. De onderneming had niet aangetoond dat zij door deze omstandigheden niet in staat was om tijdig een aanvraag in te dienen. Het College concludeerde dat de minister de aanvraag terecht had afgewezen en verklaarde het beroep ongegrond. De uitspraak werd gedaan in aanwezigheid van de griffier E.E.M. Koomen en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

proces-verbaal uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 22/283
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 mei 2023 in de zaak tussen

[naam 1] , h.o.d.n. [naam 2] , te [plaats] (de onderneming),

en

de minister van Economische Zaken en Klimaat (de minister)

(gemachtigden: mr. M. van den Brink en mr. W. Dam).

Procesverloop

Met het besluit van 1 november 2021 heeft de minister de aanvraag van de onderneming voor een subsidie op grond van de Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19 (TVL) voor Q2 van 2021 afgewezen.
Met het besluit van 17 januari 2022 (het bestreden besluit) heeft de minister het bezwaar van de onderneming ongegrond verklaard.
De onderneming heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De minister heeft een verweerschrift ingediend.
De zitting was op 15 mei 2023. Aan de zitting hebben deelgenomen [naam 1] , namens de onderneming, bijgestaan door [naam 3] , en de gemachtigden van de minister.
Na sluiting van het onderzoek ter zitting heeft het College onmiddellijk uitspraak gedaan.

Overwegingen

1. Het College oordeelt dat de minister het bezwaar van de onderneming terecht ongegrond heeft verklaard, omdat de aanvraag voor TVL-subsidie buiten de aanvraagperiode is ingediend. Het beroep is daarom ongegrond.
2. De motivering van dit oordeel is als volgt.
3. In artikel 2.3.6, eerste lid, aanhef en onder a, van de TVL is voorgeschreven dat de minister afwijzend beslist op een aanvraag indien de aanvraag niet voldoet aan de bij deze regeling gestelde regels. Eén van deze regels is neergelegd in artikel 2.3.8, eerste lid, van de TVL. Hierin is bepaald dat een aanvraag kan worden ingediend in de periode van 25 juni 2021 tot en met 20 augustus 2021. In artikel 2.3.8, tweede lid, van de TVL is bepaald dat aanvragen kunnen worden ingediend vanaf 08.00 uur op de in het eerste lid genoemde begindatum en dat aanvragen tijdig zijn ingediend indien zij op de in het eerste lid genoemde einddatum voor 17.00 uur zijn ontvangen.
4. Niet in geschil is dat de onderneming geen tijdige aanvraag voor een TVL-subsidie voor het tweede kwartaal van 2021 heeft ingediend. De onderneming heeft op 2 september 2021 verzocht om alsnog een aanvraag te kunnen indienen. De RVO heeft haar daarvoor een formulier ter beschikking gesteld. Op dit formulier moest een reden worden aangekruist waarom de aanvraag niet op tijd kon worden ingediend. De onderneming kruiste ‘overige redenen’ aan. In beroep voert de onderneming aan dat zij niet in de gelegenheid is gesteld de ‘overige redenen’ nader te onderbouwen. Ook voert zij aan dat de ondernemer in de aanvraagperiode gezondheidsklachten had, dat hij de Nederlandse taal onvoldoende machtig was om zelf een aanvraag te kunnen indienen en dat de boekhouder die hem kon helpen met de indiening, in augustus 2021 met vakantie was.
5. Het College stelt vast dat de ondernemer de reden waarom hij niet tijdig een aanvraag heeft ingediend, in de bezwaarfase naar voren heeft gebracht en dat de minister inhoudelijk is ingegaan op deze redenen. Volgens de minister blijkt uit de aangevoerde redenen dat de ondernemer in de aanvraagperiode bezig is geweest met het indienen, maar dat hij vanwege de vakantie van de boekhouder heeft gewacht met het daadwerkelijk indienen van de aanvraag. Het was daarom volgens de minister niet onmogelijk om de aanvraag op tijd in te dienen.
6. Het College volgt de onderneming niet in haar standpunt dat de minister in de aangevoerde gezondheidsklachten en de vakantie van de boekhouder in augustus 2021 aanleiding had moeten zien om de onderneming alsnog de gelegenheid te bieden om een aanvraag voor TVL voor Q2 van 2021 in te dienen. Niet is aangetoond door middel van stukken dat de onderneming de aanvraag door de gezondheidsklachten niet op tijd heeft kunnen indienen. Dat de ondernemer vanwege het feit dat hij de Nederlandse taal onvoldoende machtig is om de aanvraag zelf in te dienen, hij hulp heeft ingeroepen en dat de aanvraag desondanks niet binnen de indieningstermijn is ingediend, komt voor rekening en risico van de onderneming.
7. Het College is op grond van het voorgaande van oordeel dat de minister deze aanvraag om subsidie op grond van de TVL terecht heeft afgewezen. Het beroep is ongegrond. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

Het College verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door M.J. Jacobs, in aanwezigheid van E.E.M. Koomen, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 15 mei 2023.
w.g. M.J. Jacobs De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen
BIJLAGE
De Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19 luidt, voor zover van belang, als volgt:

Artikel 2.3.6. (afwijzingsgronden)

1. De minister beslist afwijzend op een aanvraag:
a. indien de aanvraag niet voldoet aan de bij deze regeling gestelde regels;
(…)

Artikel 2.3.8. (aanvraagperiode)

Een aanvraag kan worden ingediend in de periode van 25 juni 2021 tot en met 20 augustus 2021.
Aanvragen kunnen worden ingediend vanaf 08.00 uur op de in het eerste lid genoemde begindatum en zijn tijdig ingediend indien zij op de in het eerste lid genoemde einddatum vóór 17.00 uur zijn ontvangen.