ECLI:NL:CBB:2023:267

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
15 mei 2023
Publicatiedatum
30 mei 2023
Zaaknummer
22/306
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag TVL-subsidie voor Q2 2021 door de minister van Economische Zaken en Klimaat

In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 15 mei 2023 uitspraak gedaan over de afwijzing van een aanvraag voor de Tegemoetkoming Vaste Lasten (TVL) voor het tweede kwartaal van 2021 door de minister van Economische Zaken en Klimaat. De vennootschap, aangeduid als [naam 1] B.V., had haar aanvraag buiten de gestelde termijn ingediend. De minister had de aanvraag afgewezen op basis van artikel 2.3.6 van de TVL-regeling, die voorschrijft dat aanvragen die niet voldoen aan de gestelde regels afwijzend worden behandeld. De vennootschap had abusievelijk de openstellingsdatum voor de TVL-subsidies voor het derde kwartaal aangezien voor de sluitingsdatum van de subsidies voor het tweede kwartaal, waardoor de aanvraag te laat werd ingediend.

Tijdens de zitting op 15 mei 2023 heeft het College vastgesteld dat de vennootschap niet tijdig een aanvraag had ingediend en dat de minister terecht had geweigerd om de aanvraag in behandeling te nemen. Het College oordeelde dat de vennootschap verantwoordelijk is voor het tijdig indienen van haar aanvraag en dat er geen bijzondere omstandigheden waren die de minister hadden moeten aanzetten om af te wijken van de regels. De vennootschap had geen recht op een uitzondering, ondanks haar verzoek om alsnog een aanvraag in te dienen. Het College concludeerde dat de gevolgen van de te late indiening voor rekening en risico van de vennootschap komen.

De uitspraak van het College was dat het beroep van de vennootschap ongegrond werd verklaard, en de minister hoefde geen proceskosten te vergoeden. De beslissing werd openbaar uitgesproken en is vastgelegd in het proces-verbaal van de mondelinge uitspraak.

Uitspraak

proces-verbaal uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 22/306
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 mei 2023 in de zaak tussen

[naam 1] B.V., te [plaats] (de vennootschap)

(gemachtigde: mr. W. Hovingh),
en

de minister van Economische Zaken en Klimaat (de minister)

(gemachtigden: mr. W. Dam en mr. M. van den Brink).

Procesverloop

Met het besluit van 11 oktober 2021 heeft de minister de aanvraag van de onderneming voor een subsidie op grond van de Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19 (TVL) voor Q2 van 2021 afgewezen.
Met het besluit van 13 januari 2022 (de beslissing op bezwaar) heeft de minister het bezwaar van de vennootschap ongegrond verklaard.
De vennootschap heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De minister heeft een verweerschrift ingediend.
De zitting was op 15 mei 2023. Aan de zitting hebben deelgenomen [naam 2] namens de vennootschap, bijgestaan door haar gemachtigde, en de gemachtigden van de minister.
Na sluiting van het onderzoek ter zitting heeft het College onmiddellijk uitspraak gedaan.

Overwegingen

1. Het College oordeelt dat de minister het bezwaar van [naam 1] B.V. tegen de afwijzing van de aanvraag voor TVL-subsidie terecht ongegrond heeft verklaard, omdat [naam 1] B.V. niet op tijd een aanvraag voor TVL-subsidie heeft ingediend. Het beroep van de vennootschap is daarom ongegrond.
2. De motivering van dit oordeel is als volgt.
3. In artikel 2.3.6, eerste lid, aanhef en onder a, van de TVL is voorgeschreven dat de minister afwijzend beslist op een aanvraag indien de aanvraag niet voldoet aan de bij deze regeling gestelde regels. Eén van deze regels is neergelegd in artikel 2.3.8 van de TVL. In het eerste lid van dit artikel is bepaald dat een aanvraag kan worden ingediend in de periode van 25 juni 2021 tot en met 20 augustus 2021. In het tweede lid van dit artikel is bepaald dat aanvragen kunnen worden ingediend vanaf 08.00 uur op de begindatum en dat zij tijdig zijn ingediend indien zij op de in het eerste lid genoemde einddatum voor 17.00 uur zijn ontvangen.
4. Niet in geschil is dat de vennootschap geen tijdige aanvraag voor TVL voor het tweede kwartaal van 2021 heeft ingediend. De vennootschap heeft abusievelijk de openstellingsdatum voor de TVL-subsidies voor Q3 2021 aangezien voor de sluitingsdatum van de TVL-subsidies voor Q2 2021 en kwam pas achter deze fout toen de sluitingsdatum voor TVL-subsidies van Q2 2021 met een dag verstreken was. De vennootschap wordt niet gevolgd in haar standpunt dat de vennootschap onevenredig wordt geschaad doordat de minister haar aanvraag niet in behandeling heeft genomen, omdat de termijnoverschrijding het gevolg was van een vergissing en slechts één werkdag bedroeg.
5. De minister heeft er terecht op gewezen dat het aan de vennootschap is om zich op de hoogte te stellen van de geldende termijnen en dat de TVL de minister geen mogelijkheid biedt om af te wijken van de periode voor het indienen van de aanvraag. Dat de minister in de omstandigheid dat de vennootschap zo snel mogelijk contact heeft gezocht met de RVO met het verzoek om alsnog een aanvraag in te dienen, geen aanleiding heeft gezien om deze gelegenheid met voorbijgaan aan artikel 2.3.8 van de TVL te bieden, acht het College niet onzorgvuldig. Er is niet gebleken van bijzondere omstandigheden op grond waarvan de minister artikel 2.3.8 van de TVL buiten toepassing had moeten laten. De gevolgen van de te late indiening van de aanvraag komen zodoende voor rekening en risico van de vennootschap.
6. Het College is op grond van het voorgaande van oordeel dat de minister de aanvraag om TVL-subsidie terecht heeft afgewezen. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

Het College verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door M.J. Jacobs, in aanwezigheid van E.E.M. Koomen, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 15 mei 2023.
w.g. M.J. Jacobs De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen
BIJLAGE
De Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19 luidt, voor zover van belang, als volgt:

Artikel 2.3.6. (afwijzingsgronden)

1. De minister beslist afwijzend op een aanvraag:
a. indien de aanvraag niet voldoet aan de bij deze regeling gestelde regels;
(…)

Artikel 2.3.8. (aanvraagperiode)

Een aanvraag kan worden ingediend in de periode van 25 juni 2021 tot en met 20 augustus 2021.
Aanvragen kunnen worden ingediend vanaf 08.00 uur op de in het eerste lid genoemde begindatum en zijn tijdig ingediend indien zij op de in het eerste lid genoemde einddatum vóór 17.00 uur zijn ontvangen.