In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 15 mei 2023 uitspraak gedaan over de afwijzing van een subsidieaanvraag op grond van de Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19 (TVL) voor het eerste kwartaal van 2021. De aanvraag was door de onderneming buiten de aanvraagperiode ingediend, wat leidde tot de afwijzing door de minister van Economische Zaken en Klimaat. De onderneming had aanvankelijk geen aanvraag ingediend omdat zij dacht dat haar vaste lasten onder de drempel van € 4.000,- lagen. Na afloop van de aanvraagperiode ontdekte zij dat de drempel was verlaagd naar € 1.500,- en diende zij alsnog een aanvraag in. Het College oordeelde dat het aan de onderneming was om zich op de hoogte te stellen van de geldende wet- en regelgeving en dat de minister terecht had gewezen op de termijn waarbinnen aanvragen moesten worden ingediend. De onderneming had geen tijdige aanvraag ingediend en het College concludeerde dat er geen bijzondere omstandigheden waren die de minister hadden moeten doen afwijken van de regels. De uitspraak bevestigde dat de afwijzing van de subsidieaanvraag terecht was en verklaarde het beroep ongegrond. De minister was niet verplicht om proceskosten te vergoeden.