ECLI:NL:CBB:2023:266

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
15 mei 2023
Publicatiedatum
30 mei 2023
Zaaknummer
22/324
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing subsidieaanvraag TVL voor het eerste kwartaal van 2021 wegens indienen buiten aanvraagperiode

In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 15 mei 2023 uitspraak gedaan over de afwijzing van een subsidieaanvraag op grond van de Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19 (TVL) voor het eerste kwartaal van 2021. De aanvraag was door de onderneming buiten de aanvraagperiode ingediend, wat leidde tot de afwijzing door de minister van Economische Zaken en Klimaat. De onderneming had aanvankelijk geen aanvraag ingediend omdat zij dacht dat haar vaste lasten onder de drempel van € 4.000,- lagen. Na afloop van de aanvraagperiode ontdekte zij dat de drempel was verlaagd naar € 1.500,- en diende zij alsnog een aanvraag in. Het College oordeelde dat het aan de onderneming was om zich op de hoogte te stellen van de geldende wet- en regelgeving en dat de minister terecht had gewezen op de termijn waarbinnen aanvragen moesten worden ingediend. De onderneming had geen tijdige aanvraag ingediend en het College concludeerde dat er geen bijzondere omstandigheden waren die de minister hadden moeten doen afwijken van de regels. De uitspraak bevestigde dat de afwijzing van de subsidieaanvraag terecht was en verklaarde het beroep ongegrond. De minister was niet verplicht om proceskosten te vergoeden.

Uitspraak

proces-verbaal uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 22/324
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 mei 2023 in de zaak tussen

[naam 1] , h.o.d.n. [naam 2] , te [plaats] (de onderneming),

en

de minister van Economische Zaken en Klimaat (de minister)

(gemachtigden: mr. M. van den Brink en mr. W. Dam).

Procesverloop

Met het besluit van 9 november 2021 heeft de minister de aanvraag van de onderneming voor een subsidie op grond van de Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19 (TVL) voor het eerste kwartaal van 2021 afgewezen.
Met het besluit van 18 januari 2022 (het bestreden besluit) heeft de minister het bezwaar van de onderneming ongegrond verklaard.
De onderneming heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De minister heeft een verweerschrift ingediend.
De zitting was op 15 mei 2023. Aan de zitting hebben deelgenomen [naam 1] , namens de onderneming, en de gemachtigden van de minister.
Na sluiting van het onderzoek ter zitting heeft het College onmiddellijk uitspraak gedaan.

Overwegingen

1. Het College oordeelt dat de minister het bezwaar van de onderneming terecht ongegrond heeft verklaard, omdat de aanvraag voor TVL-subsidie buiten de aanvraagperiode is ingediend. Het beroep is daarom ongegrond.
2. De motivering van dit oordeel is als volgt.
3. In artikel 2.2.4, eerste lid, aanhef en onder a, van de TVL is voorgeschreven dat de minister afwijzend beslist op een aanvraag indien de aanvraag niet voldoet aan de bij deze regeling gestelde regels. Eén van deze regels is neergelegd in artikel 2.2.6, tweede lid, van de TVL. Hierin is bepaald dat een aanvraag kan worden ingediend in de periode van 15 februari 2021 tot en met 18 mei 2021. In artikel 2.2.6, tweede lid, van de TVL is bepaald dat aanvragen kunnen worden ingediend vanaf 12.00 uur op de in het eerste lid genoemde begindatum en dat aanvragen tijdig zijn ingediend indien zij op de in het eerste lid genoemde einddatum voor 17.00 uur zijn ontvangen.
4. Niet in geschil is dat de onderneming geen tijdige aanvraag voor TVL voor het eerste kwartaal van 2021 heeft ingediend. De onderneming heeft aanvankelijk geen aanvraag ingediend omdat zij meende dat de drempel voor vaste lasten € 4.000,- was. Aangezien haar vaste lasten lager waren, dacht zij dat zij niet in aanmerking zou komen voor de TVL-subsidie. Na afloop van de aanvraagtermijn kwam zij erachter dat de drempel voor vaste lasten was verlaagd naar € 1.500,-. Vervolgens heeft zij onmiddellijk alsnog een aanvraag ingediend.
5. Het College stelt vast dat het aanvankelijk niet indienen van een aanvraag een keuze was van de onderneming, gebaseerd op een aanname die achteraf onjuist was. De minister heeft er terecht op gewezen dat het aan de onderneming is om zich op de hoogte te stellen van (wijzigingen van) de geldende wet- en regelgeving. Het College begrijpt dat de beperkingen die de overheid oplegde tijdens de pandemie ingrijpende gevolgen hadden voor het werk van de ondernemer en ook privé voor stress zorgden, maar dat sprake was van bijzondere omstandigheden op grond waarvan de minister het artikel 2.2.6 van de TVL buiten toepassing had moeten laten, is niet gebleken.
6. Het College is op grond van het voorgaande van oordeel dat de minister de aanvraag om subsidie op grond van de TVL terecht heeft afgewezen. Het beroep is ongegrond. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

Het College verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door M.J. Jacobs, in aanwezigheid van E.E.M. Koomen, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 15 mei 2023.
w.g. M.J. Jacobs De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen
BIJLAGE
De Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19 luidt, voor zover van belang, als volgt:

Artikel 2.2.4. (afwijzingsgronden)

1. De minister beslist afwijzend op een aanvraag:
a. indien de aanvraag niet voldoet aan de bij deze regeling gestelde regels;
(…)

Artikel 2.2.6. (aanvraagperiode)

Een aanvraag kan worden ingediend in de periode van 15 februari 2021 tot en met 18 mei 2021.
Aanvragen kunnen worden ingediend vanaf 12.00 uur op de in het eerste lid genoemde begindatum en zijn tijdig ingediend indien zij op de in het eerste lid genoemde einddatum vóór 17.00 uur zijn ontvangen.