ECLI:NL:CBB:2023:26

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
17 januari 2023
Publicatiedatum
16 januari 2023
Zaaknummer
21/166
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep van veehouder tegen niet-ontvankelijk verklaring van bezwaar tegen brief over hercontroles

In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 17 januari 2023 uitspraak gedaan in het beroep van een veehouder tegen een besluit van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. De veehouder had bezwaar gemaakt tegen een brief van de minister waarin de uitkomsten van twee hercontroles op zijn bedrijf werden medegedeeld. De minister had eerder een last onder bestuursdwang opgelegd, maar na de hercontroles bleek dat aan deze last was voldaan. De minister verklaarde het bezwaar van de veehouder tegen de brief van 30 juni 2020 niet-ontvankelijk, omdat deze brief volgens hem geen besluit was in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Het College heeft deze opvatting onderschreven en geoordeeld dat de brief geen rechtsgevolg had, aangezien er geen wijziging in de eerdere last onder bestuursdwang was en er geen nieuwe maatregelen werden getroffen. Het beroep van de veehouder werd ongegrond verklaard, en de minister hoefde geen proceskosten te vergoeden. De uitspraak werd gedaan door mr. R.W.L. Koopmans, met mr. J.M.M. Bancken als griffier.

Uitspraak

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummers: 21/166

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 januari 2023 in de zaak tussen

[veehouder] , te [plaats] , appellant,

en

de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, verweerder,

(gemachtigde: mr. B.M. Kleijs).

Procesverloop

Op 10 februari 2020 heeft verweerder een last onder bestuursdwang opgelegd waarbij aan appellant een aantal maatregelen is opgelegd. Op 22 en 24 juni 2020 hebben toezichthouders
van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) (her)controles uitgevoerd op het bedrijf van appellant.
Bij brief van 30 juni 2020 heeft verweerder appellant over de uitkomsten van die (her)controles geïnformeerd.
Appellant heeft bezwaar gemaakt tegen de brief van 30 juni 2020.
Bij besluit van 17 december 2020 heeft verweerder het bezwaar van appellant niet-ontvankelijk verklaard. Tegen dat besluit heeft appellant beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 19 oktober 2022.
De zaak is behandeld samen met de zaken nummers 20/566 t/m 20/571, 20/617, 20/763, 20/860, 21/167 t/m 21/169, 21/1146, 22/225 en 22/1788.
Appellant is verschenen. Voor appellant zijn ook verschenen [naam 1] , [naam 2] , [naam 3] en [naam 4] .
Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Voorts zijn voor verweerder verschenen mr. J.W.J. Reuvers en mr. A.H. Spriensma. Ook is verschenen mr. M.A. Sijbrandij van het COKZ.

Overwegingen

1. Verweerder heeft het bezwaar van appellant niet-ontvankelijk verklaard omdat volgens verweerder geen sprake is van een besluit in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Volgens die bepaling wordt onder een besluit verstaan: een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling.
2. Het College overweegt het volgende. Op 22 en 24 juni 2020 hebben hercontroles plaatsgevonden met als doel om te controleren of appellant had voldaan aan een eerdere, op 10 februari 2020 opgelegde last onder bestuursdwang, waarbij appellant in verband met enkele overtredingen maatregelen waren opgelegd. Uit het daarvan opgemaakte rapport van bevindingen blijkt dat op 24 juni 2020 is geconstateerd dat aan de last was voldaan, zodat er geen bestuursdwang hoefde te worden toegepast.
Verweerder heeft appellant vervolgens met een brief van 30 juni 2020 over de uitkomsten van de hercontroles van 22 en 24 juni 2020 geïnformeerd.
Het College is, net als verweerder, van oordeel dat de brief van 30 juni 2020 niet gericht is op rechtsgevolg. De brief brengt immers geen wijziging aan in de last onder bestuursdwang van 10 februari 2020, er wordt geen bestuursdwang toegepast en er worden ook geen (andere) maatregelen getroffen. Dit betekent dat de brief van 30 juni 2020 geen besluit is in de zin van de Awb en dat verweerder het daartegen gerichte bezwaar terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard.
3. De slotsom is dat het beroep ongegrond is.
4. Verweerder hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

Het College verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.W.L. Koopmans, in aanwezigheid van mr. J.M.M. Bancken, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 17 januari 2023.
w.g. R.W.L. Koopmans w.g. J.M.M. Bancken