ECLI:NL:CBB:2023:25

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
17 januari 2023
Publicatiedatum
16 januari 2023
Zaaknummer
20/860
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep van een veehouder tegen kosten van hercontroles onder de Wet Dieren

In deze zaak heeft een veehouder beroep ingesteld tegen de kosten die door de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit in rekening zijn gebracht voor hercontroles die zijn uitgevoerd in het kader van de Wet Dieren. De minister had op 31 januari 2018 een last onder bestuursdwang opgelegd aan de veehouder vanwege overtredingen van de wet. In februari en maart 2018 zijn er meerdere (her)controles uitgevoerd door toezichthouders van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA). De kosten van deze controles, respectievelijk € 8.343,03 en € 9.712,72, zijn door de minister aan de veehouder in rekening gebracht.

De veehouder betwistte de hoogte van deze kosten en stelde dat de controles niet correct waren uitgevoerd. Hij voerde aan dat de rapporten van bevindingen niet overeenkwamen met de werkelijkheid en dat de controles niet noodzakelijk waren. Het College van Beroep voor het bedrijfsleven heeft de zaak behandeld en vastgesteld dat de kosten in overeenstemming waren met de Europese regelgeving, specifiek artikel 28 van Verordening (EG) nr. 882/2004. Dit artikel verplicht de minister om de kosten van hercontroles in rekening te brengen bij degene die verantwoordelijk is voor de niet-naleving van de wet.

Na het horen van de argumenten van beide partijen, concludeerde het College dat de veehouder onvoldoende bewijs had geleverd om aan te tonen dat de kosten onterecht waren. De minister had de kosten van de hercontroles terecht in rekening gebracht. Het beroep van de veehouder werd ongegrond verklaard, en de minister hoefde geen proceskosten te vergoeden. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 17 januari 2023.

Uitspraak

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummers: 20/860

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 januari 2023 in de zaak tussen

[veehouder] , te [plaats] , appellant,

en

de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, verweerder,

(gemachtigde: mr. B.M. Kleijs).

Procesverloop

Bij besluit van 31 januari 2018 heeft verweerder aan appellant een last onder bestuursdwang opgelegd vanwege overtreding van de bij of krachtens de Wet dieren gestelde regels.
Op 6, 7, 8, 9, 10, 12, 13, 14 en 20 februari 2018 en op 2, 5 en 9 maart 2018 hebben toezichthouders van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) (her)controles uitgevoerd op het bedrijf van appellant.
Bij besluit van 20 april 2018 heeft verweerder bij appellant een bedrag van € 8.343,03 in rekening gebracht voor de controles die hebben plaatsgevonden in februari 2018.
Bij besluit van 4 mei 2018 heeft verweerder bij appellant een bedrag van € 9.712,72 in rekening gebracht voor de controles die hebben plaatsgevonden in maart 2018.
Bij besluit van 11 augustus 2020 heeft verweerder het bezwaar van appellant ongegrond verklaard. Tegen dat besluit heeft appellant beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 19 oktober 2022.
De zaak is behandeld samen met de zaken nummers 20/566 t/m 20/571, 20/617, 20/763, 21/166 t/m 21/169, 21/1146, 22/225 en 22/1788.
Appellant is verschenen. Voor appellant zijn ook verschenen [naam 1] , [naam 2] , [naam 3] en [naam 4] .
Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Voorts zijn voor verweerder verschenen mr. J.W.J. Reuvers en mr. A.H. Spriensma. Ook is verschenen mr. M.A. Sijbrandij van het COKZ.

Overwegingen

1. Op 31 januari 2018 heeft verweerder een last onder bestuursdwang opgelegd waarbij appellant een aantal maatregelen is opgelegd. Op 6, 7, 8, 9, 10, 12, 13, 14 en 20 februari 2018 en op 2, 5 en 9 maart 2018 hebben toezichthouders van de NVWA (her)controles uitgevoerd op het bedrijf van appellant. De daarmee gemoeide kosten bedragen, aldus verweerder, € 8.343,03 voor de controles die hebben plaatsgevonden in februari 2018 en € 9.712,72 voor de controles die hebben plaatsgevonden in maart 2018.
2. Appellant heeft betwist dat hem deze kosten in rekening kunnen worden gebracht. Hij heeft in dat verband aangevoerd dat de rapporten van bevindingen vaak niet met de werkelijkheid overeenkomen en dat de controles niet hebben plaatsgevonden met als doel om te controleren of aan de door verweerder bedoelde lasten onder dwangsom uit 2018 werd voldaan, maar te maken had met zijn bijzondere positie, omdat hij melk produceert en tegelijkertijd beschikt over een koperserkenning om melk te kunnen verhandelen. Het handelen van de NVWA is volgens appellant ingegeven door de wens om hem zijn kopersnummer af te nemen. Appellant heeft verder betwist dat het nodig was om zoveel kosten te maken. Volgens appellant hebben sommige medewerkers bij de controles slechts toegekeken. Ook zijn er werkzaamheden verricht die niet nodig waren.
3. Het College overweegt het volgende. Op grond van artikel 28 van Verordening (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 inzake officiële controles op de naleving van de wetgeving inzake diervoerders en levensmiddelen en de voorschriften inzake diergezondheid en dierenwelzijn (Verordening 882/2004) is verweerder verplicht om de kosten van hercontroles, die plaatsvinden nadat vastgesteld is dat voorschriften inzake de bescherming van de diergezondheid en het dierenwelzijn niet zijn nageleefd, in rekening te brengen bij degene die voor de niet-naleving van die voorschriften verantwoordelijk is. Met een hercontrole wordt in dit verband bedoeld: een aanvullende officiële controle, die plaatsvindt na de vaststelling van een niet-naleving en die verder gaat dan de gewone controleactiviteiten van de bevoegde autoriteit.
4. Verweerder heeft verklaard dat met de besluiten van 20 april en 4 mei 2018 slechts de kosten van aanvullende officiële controles in de zin van artikel 28 van de Verordening 882/2004 in rekening zijn gebracht. Appellant heeft dit niet betwist. Het College gaat ervan uit dat inderdaad sprake was van aanvullende officiële controles in de hier bedoelde zin. Er bestaan onvoldoende aanknopingspunten om aan te nemen dat de hercontroles met een ander doel zijn verricht.
Met zijn stelling dat sommige medewerkers bij de controles slechts hebben toegekeken of dat er werkzaamheden zijn verricht die volgens appellant niet nodig waren, heeft appellant onvoldoende onderbouwd dat verweerder een onjuist aantal tijdseenheden in rekening heeft gebracht. Ook overigens zijn er onvoldoende redenen aangevoerd om te twijfelen aan de door verweerder opgestelde kostenoverzichten.
Dit betekent dat verweerder de kosten van de hercontroles bij appellant in rekening mocht brengen.
5. De slotsom is dat het beroep ongegrond is.
6. Verweerder hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

Het College verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.W.L. Koopmans, in aanwezigheid van mr. J.M.M. Bancken, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 17 januari 2023.
w.g. R.W.L. Koopmans w.g. J.M.M. Bancken