ECLI:NL:CBB:2023:236
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Proceskostenveroordeling
- Rechtspraak.nl
Proceskostenveroordeling in subsidieaanvraag COVID-19
In deze zaak heeft de vennootschap [naam 1] V.O.F. beroep ingesteld tegen de afwijzing van een subsidieaanvraag op grond van de Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19 (TVL) voor de periode Q1 2021. De minister van Economische Zaken en Klimaat heeft de aanvraag op 29 oktober 2021 afgewezen en het bezwaar van de vennootschap ongegrond verklaard. Na een herzieningsbesluit op 10 maart 2023, waarin de minister de aanvraag gedeeltelijk heeft goedgekeurd, heeft de vennootschap haar beroep ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten.
De zitting vond plaats op 23 maart 2023, waar de gemachtigde van de vennootschap en de gemachtigden van de minister aanwezig waren. De vennootschap vroeg om vergoeding van de kosten in beroep en bezwaar, evenals de kosten van een deskundige die was meegekomen naar de zitting. De minister verklaarde echter geen noodzaak te zien voor het aanstellen van een deskundige, wat leidde tot de afwijzing van dat verzoek.
Het College van Beroep voor het Bedrijfsleven oordeelde dat de minister de vennootschap tegemoet was gekomen door de subsidie alsnog toe te kennen, maar dat de kosten in bezwaar niet vergoed konden worden omdat daar geen verzoek om vergoeding voor was ingediend. De proceskosten in beroep werden vastgesteld op € 1674,-, en het verzoek om vergoeding van de kosten van de deskundige werd afgewezen. De minister werd veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten in beroep, en het College merkte op dat de wettelijke rente verschuldigd is vanaf het moment dat de minister in verzuim zou zijn geweest.