ECLI:NL:CBB:2023:233

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
16 mei 2023
Publicatiedatum
15 mei 2023
Zaaknummer
22/64
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van bezwaar wegens termijnoverschrijding in subsidieaanvraag COVID-19

In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 16 mei 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen de minister van Economische Zaken en Klimaat en een ondernemer die subsidie had aangevraagd op basis van de Regeling subsidie financiering vaste lasten COVID-19 voor het vierde kwartaal van 2020. De minister had op 6 juli 2021 de verleende subsidie ingetrokken en het voorschot van € 5.200,78 teruggevorderd, omdat er geen gegevens bekend waren over de omzet van de ondernemer in de referentieperiode. De ondernemer maakte bezwaar tegen deze beslissing, maar de minister verklaarde het bezwaar niet-ontvankelijk omdat het bezwaarschrift te laat was ingediend. De ondernemer stelde dat hij niet tijdig bezwaar had kunnen maken omdat hij op 1 juli 2021 om aanvullende informatie was gevraagd, maar het College oordeelde dat deze termijnoverschrijding niet verschoonbaar was. De ondernemer had de reden voor de termijnoverschrijding in beroep kunnen toelichten, maar dit leidde niet tot een andere conclusie. Het College bevestigde dat de minister de termijnoverschrijding terecht niet verschoonbaar had geacht en verklaarde het beroep ongegrond. De uitspraak benadrukt het belang van tijdige indiening van bezwaarschriften en de gevolgen van termijnoverschrijding in bestuursrechtelijke procedures.

Uitspraak

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 22/64

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 16 mei 2023 in de zaak tussen

[naam 1] , handelend onder de naam [naam 2], te [plaats] (de ondernemer),
(gemachtigde: B.D. Kleinhesselink),
en

de minister van Economische Zaken en Klimaat (de minister),

(gemachtigden: mr. M. van den Brink en W. Dam).

Procesverloop

Met het besluit van 6 juli 2021 (het intrekkingsbesluit) heeft de minister de aan de ondernemer op grond van de Regeling subsidie financiering vaste lasten COVID-19 (TVL) voor het vierde kwartaal van 2020 (Q4 2020) verleende subsidie ingetrokken en het voorschot van € 5.200,78 teruggevorderd.
Met het besluit van 8 december 2021 (de beslissing op bezwaar) heeft de minister het bezwaar van de ondernemer niet-ontvankelijk verklaard.
De ondernemer heeft tegen de beslissing op bezwaar beroep ingesteld.
De minister heeft een verweerschrift ingediend.
De zitting was op 3 april 2023. Aan de zitting hebben de gemachtigden van de minister deelgenomen.

Overwegingen

Aanleiding van deze procedure
1.1
De minister heeft voor Q4 2020 subsidie verleend aan de ondernemer en daarbij een voorschot betaald. Met het intrekkingsbesluit heeft de minister de verleende subsidie ingetrokken en het voorschot teruggevorderd, omdat bij de Belastingdienst geen gegevens bekend waren over de omzet van de ondernemer in de referentieperiode, Q4 2019.
1.2
De ondernemer heeft daar met een bezwaarschrift van 23 augustus 2021 bezwaar tegen gemaakt.
1.3
De minister heeft het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard, omdat het bezwaarschrift te laat is ingediend en de termijnoverschrijding niet verschoonbaar is. De minister heeft daarbij in aanmerking genomen dat hij de ondernemer op 7 september 2021 met een brief heeft gevraagd de reden voor het niet tijdig indienen van het bezwaarschrift toe te lichten. De minister heeft daarop geen reactie ontvangen.
Wettelijk kader
2.1
Artikel 6:9, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaalt in samenhang met artikel 6:7 van de Awb dat een bezwaarschrift tijdig is ingediend indien het voor het einde van de bezwaartermijn van zes weken is ontvangen.
2.2
Artikel 6:11 van de Awb bepaalt dat ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend bezwaarschrift niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege blijft indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest. De termijnoverschrijding is dan verschoonbaar (verontschuldigbaar).
Standpunt van de ondernemer
3.1
De ondernemer heeft aangevoerd dat de minister hem op 1 juli 2021 om aanvullende informatie heeft gevraagd. De termijn voor het verstrekken daarvan verstreek op 15 juli 2021. Het is vreemd dat de minister in de tussentijd het intrekkingsbesluit heeft genomen.
3.2
De ondernemer heeft na het verzoek van 1 juli 2021 aanvullende informatie aan de minister gegeven, maar hij ontving daarop geen reactie. De rode draad is dat eerder op basis van een foutief btw-nummer aangifte omzetbelasting is gedaan. De aangiftes voor 2019 en 2020 zijn begin 2021 gecorrigeerd, maar de minister is niet van de nieuwe feiten uitgegaan. Dit geldt ook voor andere TVL-aanvragen. Daarom heeft de ondernemer een algemeen bezwaarschrift ingediend voor al zijn TVL-aanvragen, dus ook voor Q4 2020. Dit was formeel misschien niet de juiste manier, maar deze procedurefout staat in geen verhouding tot de enorme financiële gevolgen voor de ondernemer en zijn gezin. Zou de btw-aangifte meteen op de juiste manier zijn gedaan, dan zou de subsidie zijn toegekend. Er is geen sprake van opzet of fraude.
3.3
De ondernemer betwist niet dat de minister hem op 7 september 2021 een brief heeft gestuurd met het verzoek de termijnoverschrijding toe te lichten, maar hij en zijn gemachtigde hebben deze brief niet ontvangen.
Standpunt van de minister
4. De minister heeft toegelicht dat uit zijn verzendadministratie volgt dat de brief van 7 september 2021 over de reden van de te late indiening van het bezwaar, op diezelfde datum verzonden is aan het in het bezwaarschrift genoemde adres van de gemachtigde van de ondernemer. De minister heeft daarop geen reactie ontvangen. De redenen die de ondernemer in beroep heeft opgegeven voor de te late indiening, maken de termijnoverschrijding niet verschoonbaar. Er zijn aan de minister ook geen bijzondere omstandigheden gebleken waardoor de termijnoverschrijding verschoonbaar zou kunnen zijn. Dat de ondernemer heeft nagelaten om tijdig bezwaar te maken komt voor zijn eigen rekening en risico. In het intrekkingsbesluit is uitdrukkelijk vermeld dat bezwaar kan worden gemaakt, op welke wijze en binnen welke termijn. De aanvullende informatie die de ondernemer op 5 juli 2021 heeft verstrekt is betrokken bij het intrekkingsbesluit, maar die informatie vormde geen aanleiding om een ander, positief besluit te nemen.
Beoordeling door het College
5.1
De ondernemer heeft niet betwist dat het intrekkingsbesluit op 6 juli 2021 via het
e-Loket aan hem bekend is gemaakt. De bezwaartermijn eindigde daarom op 17 augustus 2021. De ondernemer heeft pas na afloop van de termijn bezwaar gemaakt. Het bezwaar is dus te laat ingediend. De ondernemer heeft dat niet bestreden. De vraag is of sprake is van bijzondere omstandigheden die maken dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is.
5.2
Vast staat dat de minister de gemachtigde van de ondernemer met een brief van 7 september 2021 heeft gevraagd om de reden voor de termijnoverschrijding toe te lichten. In het midden kan blijven of deze brief niet is ontvangen, zoals de ondernemer stelt. De ondernemer heeft de reden voor de termijnoverschrijding in beroep immers alsnog kunnen toelichten.
5.3
De ondernemer heeft gesteld dat hij bezwaar heeft gemaakt omdat hij van de minister geen reactie had ontvangen op de aanvullende informatie die hij had verstrekt. Dat verklaart naar het oordeel van het College niet waarom de ondernemer te laat was met het maken van bezwaar en het levert geen reden op om af te wijken van de wettelijke bezwaartermijn van zes weken. Het intrekkingsbesluit is genomen nadat de ondernemer op 5 juli 2021 aanvullende informatie had verstrekt. Als de ondernemer vond dat die informatie bij het intrekkingsbesluit ten onrechte niet of onvoldoende was betrokken, of hij het om andere redenen niet eens was met dat besluit, had hij daartegen tijdig bezwaar moeten maken. Dat de termijn voor het verstrekken van aanvullende informatie op het moment van het nemen van het intrekkingsbesluit nog liep, maakt dat niet anders. Onder het intrekkingsbesluit stond duidelijk dat als de ondernemer het niet eens was met het besluit hij daartegen binnen zes weken bezwaar moest maken. Hoewel voorstelbaar is dat de ondernemer uit praktisch oogpunt met één bezwaarschrift bezwaar wilde maken tegen besluiten over verschillende subsidieperiodes, moest dat bezwaarschrift tegen ieder van die besluiten wél tijdig worden ingediend. Niet gebleken is dat de ondernemer niet in staat was om dat in dit geval te doen.
5.4
De minister heeft de termijnoverschrijding gelet op het voorgaande terecht niet verschoonbaar geacht en heeft het bezwaar van de ondernemer terecht niet-ontvankelijk verklaard. Dat het intrekkingsbesluit ingrijpend van aard is en grote financiële gevolgen heeft, kan geen rol spelen bij de uitoefening van de bevoegdheid tot het niet-ontvankelijk verklaren van een bezwaar (zie de uitspraak van het College van 12 oktober 2021, ECLI:NL:CBB:2021:931).
5.5
Omdat het bezwaar terecht niet-ontvankelijk is verklaard, is het beroep ongegrond. Het College komt niet toe aan een inhoudelijke beoordeling van het beroep en van de suppletieaangiftes voor 2019 die de ondernemer in beroep heeft verstrekt.
5.6
De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

Het College verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.T. Aalbers, in aanwezigheid van mr. W.J.C. Goorden, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 16 mei 2023.
w.g. mr. C.T. Aalbers w.g. mr. W.J.C. Goorden