ECLI:NL:CBB:2023:191
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de niet-ontvankelijkheid van een bezwaar tegen de afwijzing van een subsidieaanvraag op grond van de TVL
In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 11 april 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een onderneming en de minister van Economische Zaken en Klimaat. De onderneming had bezwaar gemaakt tegen de beslissing van de minister om haar aanvraag voor een subsidie op grond van de Regeling subsidie financiering vaste lasten MKB COVID-19 (TVL) kennelijk niet-ontvankelijk te verklaren. De onderneming had op 22 maart 2021 een brief gestuurd waarin zij bezwaar maakte tegen de beslissing van de minister, maar het College oordeelde dat er geen besluit was genomen waartegen bezwaar kon worden gemaakt, aangezien de onderneming geen formele aanvraag had ingediend binnen de gestelde termijn. Het College concludeerde dat de minister terecht het bezwaar kennelijk niet-ontvankelijk had verklaard op grond van artikel 6:6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De onderneming had in de aanvraagperiode geen aanvraag ingediend, en de brief van 22 maart 2021 kon niet als een impliciete aanvraag worden beschouwd. Het College oordeelde verder dat de minister niet in strijd had gehandeld met beginselen van behoorlijk bestuur, zoals het gelijkheidsbeginsel en het vertrouwensbeginsel. De uitspraak bevestigde dat de minister geen verplichting had om de brief van de onderneming als een aanvraag te beschouwen, omdat er geen eerdere aanvraag was gedaan. Het beroep van de onderneming werd ongegrond verklaard.