In deze zaak heeft [naam 2], vertegenwoordigd door gemachtigde W.E.F.M. Dobbelaar, op 9 maart 2023 een wrakingsverzoek ingediend tegen mr. T. Pavićević, die de hoofdzaak met nummer 21/1480 had behandeld. Het wrakingsverzoek werd gedaan na de einduitspraak in de hoofdzaak, die op 6 december 2022 was gedaan, waarbij het beroep ongegrond was verklaard. De wrakingskamer heeft in haar overwegingen vastgesteld dat volgens artikel 3, vierde lid, aanhef en onder b, van de Wrakings- en verschoningsregeling bestuursrechterlijke colleges 2022, een verzoek om wraking niet in behandeling kan worden genomen indien het is gedaan nadat de einduitspraak in de hoofdzaak openbaar is gemaakt. Aangezien het wrakingsverzoek van [naam 2] na deze einduitspraak was ingediend, kon het College het verzoek niet in behandeling nemen. De beslissing om het wrakingsverzoek niet in behandeling te nemen werd genomen door de rechters M.M. Smorenburg, H.O. Kerkmeester en J.L. Verbeek, in aanwezigheid van griffier I.S. Post, en werd op 5 april 2023 openbaar uitgesproken. Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.