ECLI:NL:CBB:2023:177
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Proces-verbaal
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de ontvankelijkheid van een bezwaar tegen het besluit van de minister van Economische Zaken en Klimaat inzake subsidie vaste lasten financiering COVID-19
Op 20 maart 2023 heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven uitspraak gedaan in de zaak tussen [naam 1], h.o.d.n. [naam 2], en de minister van Economische Zaken en Klimaat. Het College oordeelt dat de minister het bezwaar van [naam 2] terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard, omdat het bezwaarschrift buiten de termijn van zes weken is ingediend. De termijnoverschrijding is niet verschoonbaar, wat betekent dat het beroep tegen het besluit van 24 maart 2022 ongegrond is verklaard. Er is geen reden voor een proceskostenvergoeding.
De bezwaartermijn van zes weken is dwingend geregeld in artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Een te laat ingediend bezwaarschrift kan alleen ontvankelijk zijn als er omstandigheden zijn die de termijnoverschrijding verontschuldigbaar maken, zoals vermeld in artikel 6:11 van de Awb. In deze zaak is het TVL-vaststellingsbesluit op 9 november 2021 bekendgemaakt, waardoor de bezwaartermijn eindigde op 28 december 2021. Het bezwaarschrift is pas op 7 januari 2022 ontvangen, wat betekent dat [naam 2] niet binnen de gestelde termijn heeft ingediend.
Het College concludeert dat de minister terecht heeft gesteld dat er geen omstandigheden zijn die de termijnoverschrijding verontschuldigbaar maken. De verantwoordelijkheid voor het indienen van een tijdig bezwaarschrift ligt bij de aanvrager van de TVL-subsidie. De minister heeft terecht opgemerkt dat [naam 2] iemand anders had kunnen inschakelen om het bezwaar in te dienen, vooral gezien het feit dat de ondernemer in de bezwaarperiode ziek was. Hierdoor komt het College niet toe aan een inhoudelijke beoordeling van het TVL-vaststellingsbesluit.