ECLI:NL:CBB:2023:176

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
20 maart 2023
Publicatiedatum
3 april 2023
Zaaknummer
22/1749
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezwaarschrift tegen TVL-vaststellingsbesluit niet-ontvankelijk verklaard wegens termijnoverschrijding

Op 20 maart 2023 heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven uitspraak gedaan in de zaak tussen [naam] B.V. en de minister van Economische Zaken en Klimaat. Het College oordeelde dat het bezwaar van [naam] B.V. terecht niet-ontvankelijk was verklaard door de minister, omdat het bezwaarschrift te laat was ingediend. De bezwaartermijn van zes weken, zoals vastgelegd in artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), was verstreken. Het bezwaarschrift was ingediend op 1 maart 2022, terwijl de termijn eindigde op 22 februari 2022. Het College concludeerde dat er geen omstandigheden waren die de termijnoverschrijding verontschuldigbaar maakten, zoals vereist in artikel 6:11 van de Awb.

Het College benadrukte dat het de verantwoordelijkheid van de subsidieaanvrager is om de digitale omgeving goed in de gaten te houden en de administratie op orde te hebben. Een eventuele fout van een administratiekantoor komt voor rekening van de aanvrager. Hierdoor was er geen reden om het bezwaar alsnog ontvankelijk te verklaren. Het beroep tegen het besluit van de minister, dat de TVL-subsidie van [naam] B.V. had vastgesteld op € 4.671,99, werd ongegrond verklaard.

Ten slotte merkte het College op dat, hoewel het niet toekwam aan een inhoudelijke beoordeling van het TVL-vaststellingsbesluit, er tijdens de zitting was besproken dat de vaststelling mogelijk inhoudelijk correct was, omdat de omzetgegevens uit de juiste referentieperiode waren gebruikt. De uitspraak werd gedaan door mr. D. Brugman, in aanwezigheid van griffier H.L.A. Kleinjans.

Uitspraak

proces-verbaal uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 22/1749
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 maart 2023 in de zaak tussen

[naam] B.V., te [plaats] ( [naam] ),

en

de minister van Economische Zaken en Klimaat (de minister)

(gemachtigden: mr. E. Slot en V. Velter).

Beslissing

Het College oordeelt dat de minister het bezwaar van [naam] terecht nietontvankelijk heeft verklaard, omdat het bezwaarschrift buiten de termijn van zes weken is ingediend en de termijnoverschrijding niet verschoonbaar is. Het beroep tegen het besluit van 1 juli 2022 is daarom ongegrond. Er is geen reden voor een proceskostenvergoeding.
Omdat het bezwaar terecht niet-ontvankelijk is verklaard, komt het College niet toe aan een inhoudelijke beoordeling van het besluit van 11 januari 2022, waarin de minister de TVLsubsidie van [naam] heeft vastgesteld op € 4.671,99 (het TVL-vaststellingsbesluit).
De motivering van dit oordeel is als volgt.

Overwegingen

De bezwaartermijn van zes weken is dwingend in artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) geregeld. Een te laat ingediend bezwaarschrift is alleen ontvankelijk als sprake is van omstandigheden die de termijnoverschrijding verschoonbaar (verontschuldigbaar) maken (artikel 6:11 van de Awb).
In dit geval is het TVL-vaststellingsbesluit bekend gemaakt op 11 januari 2022. De bezwaartermijn eindigde dus op 22 februari 2022. [naam] heeft het bezwaarschrift op 1 maart 2022 en dus niet binnen de daarvoor gestelde termijn van zes weken ingediend.
Naar het oordeel van het College heeft de minister zich terecht op het standpunt gesteld dat geen sprake is van omstandigheden die de termijnoverschrijding verontschuldigbaar maken.
De minister heeft er terecht op gewezen dat het tot de verantwoordelijkheid van de aanvrager van subsidie behoort om de digitale omgeving goed in de gaten te houden, de administratie op orde te hebben en regelmatig te kijken of er besluiten zijn genomen. Als hij de administratie overlaat aan een administratiekantoor, ligt die verantwoordelijkheid daar. Een eventuele fout van het administratiekantoor, komt voor rekening van de aanvrager van de subsidie.
Dit betekent dat de minister het bezwaar van [naam] terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. Het beroep is daarom ongegrond.
Het College komt niet toe aan een inhoudelijk oordeel over het TVL-vaststellingsbesluit. Ten overvloede merkt het College op dat ter zitting aan de orde is geweest dat het TVLvaststellingsbesluit mogelijk inhoudelijk toch wel klopt, omdat toch wel omzetgegevens uit de juiste referentieperiode zijn gehanteerd bij de berekening.
De uitspraak is gedaan en in het openbaar uitgesproken door mr. D. Brugman,
in aanwezigheid van H.L.A. Kleinjans, griffier.
w.g. D. Brugman w.g. H.L.A. Kleinjans