ECLI:NL:CBB:2023:171

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
20 maart 2023
Publicatiedatum
31 maart 2023
Zaaknummer
AWB 22/1354
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tijdige indiening van bezwaar in bestuursrechtelijke procedures

Op 20 maart 2023 heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven uitspraak gedaan in de zaak tussen V.O.F. [naam] en de minister van Economische Zaken en Klimaat. De zaak betreft de ontvankelijkheid van een bezwaarschrift dat te laat is ingediend. Het College oordeelt dat de minister het bezwaar terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard, omdat het bezwaarschrift buiten de wettelijke termijn van zes weken is ingediend. De termijn voor het indienen van bezwaar eindigde op 29 november 2021, terwijl het bezwaarschrift pas op 3 januari 2022 door de minister is ontvangen.

Het College benadrukt dat de bezwaartermijn dwingend is geregeld in artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en dat een te laat ingediend bezwaarschrift alleen ontvankelijk kan zijn als er sprake is van verschoonbare omstandigheden, zoals vermeld in artikel 6:11 van de Awb. In deze zaak heeft de minister terecht geoordeeld dat er geen verschoonbare omstandigheden waren die de termijnoverschrijding konden rechtvaardigen. De verantwoordelijkheid voor het tijdig indienen van bezwaar ligt bij de aanvrager van subsidie, en het College wijst erop dat het niet voldoende is om te stellen dat men niet digitaal vaardig is.

De uitspraak van het College houdt in dat het beroep van V.O.F. [naam] ongegrond is verklaard, en dat er geen reden is voor een proceskostenvergoeding. Het College komt niet toe aan een inhoudelijke beoordeling van het subsidiebesluit van 18 oktober 2021, omdat het bezwaar terecht niet-ontvankelijk is verklaard. De uitspraak is openbaar uitgesproken door mr. D. Brugman, in aanwezigheid van griffier H.L.A. Kleinjans.

Uitspraak

proces-verbaal uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 22/1354
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 maart 2023 in de zaak tussen

V.O.F. [naam] , te [woonplaats] ( [naam] ),

en

de minister van Economische Zaken en Klimaat (de minister)

(gemachtigden: mr. E. Slot en V.Velter).

Beslissing

Het College oordeelt dat de minister het bezwaar van [naam] terecht nietontvankelijk heeft verklaard omdat het bezwaarschrift buiten de termijn van zes weken is ingediend en de termijnoverschrijding niet verschoonbaar is. Het beroep tegen het besluit van 7 juni 2022 is daarom ongegrond. Er is geen reden voor een proceskostenvergoeding.
Omdat het bezwaar terecht niet-ontvankelijk is verklaard, komt het College niet toe aan een inhoudelijke beoordeling van het besluit van 18 oktober 2021, waarin de minister de aanvraag om subsidie van [naam] heeft afgewezen (het subsidiebesluit).
De motivering van dit oordeel is als volgt.

Overwegingen

De bezwaartermijn van zes weken is dwingend in artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) geregeld. Een te laat ingediend bezwaarschrift is alleen ontvankelijk als sprake is van omstandigheden die de termijnoverschrijding verschoonbaar (verontschuldigbaar) maken (artikel 6:11 van de Awb).
In dit geval is het subsidiebesluit bekend gemaakt op 18 oktober 2021. De bezwaartermijn eindigde dus op 29 november 2021. De minister heeft het bezwaarschrift op 3 januari 2022 ontvangen. [naam] heeft het bezwaarschrift dus niet binnen de daarvoor gestelde termijn van zes weken ingediend.
Naar het oordeel van het College heeft de minister zich terecht op het standpunt gesteld dat geen sprake is van omstandigheden die de termijnoverschrijding verontschuldigbaar maken.
De minister heeft er terecht op gewezen dat het tot de verantwoordelijkheid van de aanvrager van subsidie behoort om de digitale omgeving goed in de gaten te houden, de administratie op orde te hebben en regelmatig te kijken of er besluiten zijn genomen. Dat de ondernemer digitaal niet zo vaardig is, is geen reden om een uitzondering te maken. [naam] heeft de subsidie ook digitaal aangevraagd en heeft bij die aanvraag ingestemd met verdere digitale communicatie. De minister heeft er verder terecht op gewezen dat [naam] (eerder) iemand anders had kunnen en moeten inschakelen als zij zelf moeite had met de administratieve (digitale) afhandeling van de aanvraag.
Dit betekent dat de minister het bezwaar van [naam] terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. Het beroep is daarom ongegrond.
Omdat het bezwaar terecht niet-ontvankelijk is verklaard, komt het College niet toe aan een inhoudelijk oordeel over het subsidiebesluit.
De uitspraak is gedaan en in het openbaar uitgesproken door mr. D. Brugman,
in aanwezigheid van H.L.A. Kleinjans, griffier.
w.g. D. Brugman w.g. H.L.A. Kleinjans