ECLI:NL:CBB:2023:169

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
20 maart 2023
Publicatiedatum
30 maart 2023
Zaaknummer
22/1697
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tijdige indiening van bezwaar tegen TVL-subsidie en ontvankelijkheid

Op 20 maart 2023 heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven uitspraak gedaan in de zaak tussen [naam 1] B.V. en de minister van Economische Zaken en Klimaat. Het College oordeelde dat het bezwaar van [naam 1] terecht niet-ontvankelijk was verklaard door de minister, omdat het bezwaarschrift te laat was ingediend. De bezwaartermijn van zes weken, zoals vastgelegd in artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), eindigde op 16 maart 2022, terwijl het bezwaarschrift pas op 15 april 2022 was ingediend. Het College stelde vast dat er geen omstandigheden waren die de termijnoverschrijding verschoonbaar maakten, zoals vereist in artikel 6:11 van de Awb.

De minister had het TVL-vaststellingsbesluit op 2 februari 2022 bekendgemaakt, waarin de subsidie voor [naam 1] was vastgesteld op € 0,-. Het College benadrukte dat het de verantwoordelijkheid van de subsidieaanvrager is om de digitale omgeving en de administratie goed in de gaten te houden. Communicatieproblemen met een administratiekantoor vallen onder de verantwoordelijkheid van de aanvrager. De beslistermijnen voor de minister zijn termijnen van orde, wat betekent dat het niet halen van deze termijnen geen fatale gevolgen heeft voor de minister.

Aangezien het bezwaar terecht niet-ontvankelijk was verklaard, kwam het College niet toe aan een inhoudelijke beoordeling van het TVL-vaststellingsbesluit. De uitspraak werd gedaan door mr. D. Brugman, in aanwezigheid van griffier H.L.A. Kleinjans.

Uitspraak

proces-verbaal uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 22/1697
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 maart 2023 in de zaak tussen

[naam 1] B.V., te [woonplaats] ( [naam 1] ),

en

de minister van Economische Zaken en Klimaat (de minister)

(gemachtigden: mr. E. Slot en V. Velter ).

Beslissing

Het College oordeelt dat de minister het bezwaar van [naam 1] terecht nietontvankelijk heeft verklaard omdat het bezwaarschrift buiten de termijn van zes weken is ingediend en de termijnoverschrijding niet verschoonbaar is. Het beroep tegen het besluit van 6 juli 2022 is daarom ongegrond. Er is geen reden voor een proceskostenvergoeding.
Omdat het bezwaar terecht niet-ontvankelijk is verklaard, komt het College niet toe aan een inhoudelijke beoordeling van het besluit van 2 februari 2022, waarin de minister de TVLsubsidie van [naam 1] heeft vastgesteld op € 0,- (het TVL-vaststellingsbesluit).
De motivering van dit oordeel is als volgt.

Overwegingen

De bezwaartermijn van zes weken is dwingend in artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) geregeld. Een te laat ingediend bezwaarschrift is alleen ontvankelijk als sprake is van omstandigheden die de termijnoverschrijding verschoonbaar (verontschuldigbaar) maken (artikel 6:11 van de Awb).
In dit geval is het TVL-vaststellingsbesluit bekend gemaakt op 2 februari 2022. De bezwaartermijn eindigde dus op 16 maart 2022. [naam 1] heeft het bezwaarschrift op 15 april 2022 en dus niet binnen de daarvoor gestelde termijn van zes weken ingediend.
Naar het oordeel van het College heeft de minister zich terecht op het standpunt gesteld dat geen sprake is van omstandigheden die de termijnoverschrijding verontschuldigbaar maken.
De minister heeft er terecht op gewezen dat het tot de verantwoordelijkheid van de aanvrager van subsidie behoort om de digitale omgeving goed in de gaten te houden, de administratie op orde te hebben en regelmatig te kijken of er besluiten zijn genomen. Als hij de administratie overlaat aan een administratiekantoor, ligt die verantwoordelijkheid daar. Communicatieproblemen of misverstanden tussen de ondernemer en zijn administratiekantoor, komen voor rekening van de aanvrager van de subsidie.
De beslistermijnen die gelden voor de minister zijn zogenoemde termijnen van orde. Als de minister die termijnen niet haalt, heeft dat voor de minister geen fatale gevolgen.
Dit betekent dat de minister het bezwaar van [naam 1] terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. Het beroep is daarom ongegrond.
Omdat het bezwaar terecht niet-ontvankelijk is verklaard, komt het College niet toe aan een inhoudelijk oordeel over het TVL-vaststellingsbesluit.
De uitspraak is gedaan en in het openbaar uitgesproken door mr. D. Brugman,
in aanwezigheid van H.L.A. Kleinjans, griffier.
w.g. D. Brugman w.g. H.L.A. Kleinjans