ECLI:NL:CBB:2023:140

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
21 maart 2023
Publicatiedatum
15 maart 2023
Zaaknummer
22/672
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tijdigheid van bezwaar tegen subsidieaanvraag COVID-19 en ontvankelijkheid

In deze zaak heeft het College van Beroep voor het Bedrijfsleven op 21 maart 2023 uitspraak gedaan in het geschil tussen One Way Horeca B.V. en de minister van Economische Zaken en Klimaat. De zaak betreft de weigering van subsidie op grond van de Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19 voor het tweede kwartaal van 2021. De minister heeft het bezwaar van appellante niet-ontvankelijk verklaard omdat het bezwaarschrift te laat was ingediend. Appellante stelde dat zij geen notificatiemail had ontvangen en dat zij niet op de hoogte was van de snelle beslissing op haar aanvraag.

De bezwaartermijn bedraagt zes weken, en het College heeft vastgesteld dat het bezwaarschrift, gedateerd op 4 januari 2022, pas op 5 januari 2022 door de minister is ontvangen, wat buiten de termijn viel. Appellante had expliciet toestemming gegeven om alleen digitaal bericht te ontvangen, en de minister heeft een kopie van de notificatiemail overgelegd die op 25 augustus 2021 was verzonden. Appellante's stelling dat zij de notificatiemail niet had ontvangen, werd door de minister betwist, en het College oordeelde dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar was.

Het College concludeerde dat appellante zelf verantwoordelijk was voor het tijdig indienen van het bezwaar en dat de minister terecht het bezwaar niet-ontvankelijk had verklaard. Het beroep van appellante werd ongegrond verklaard, en de minister was niet verplicht om proceskosten te vergoeden. Deze uitspraak benadrukt het belang van tijdige indiening van bezwaarschriften en de verantwoordelijkheid van de indiener om op de hoogte te blijven van de status van hun aanvragen.

Uitspraak

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 22/672

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 maart 2023 in de zaak tussen

One Way Horeca B.V., te Amsterdam, appellante

(gemachtigde: mr. G.B. de Jong),
en

de minister van Economische Zaken en Klimaat, verweerder

(gemachtigden: mr. M. van den Brink en C. Zieleman).

Procesverloop

Met het besluit van 25 augustus 2021 (TVL-besluit) heeft verweerder geweigerd aan appellante subsidie te verlenen op grond van de Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19 (TVL) voor het tweede kwartaal van 2021.
Met het besluit van 28 februari 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van appellante niet-ontvankelijk verklaard.
Appellante heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 januari 2023. Daaraan hebben de gemachtigden van partijen deelgenomen. Van de kant van appellante zijn ook verschenen [naam 1] , directeur van [naam 2] B.V. die eigenaar is van appellante, en [naam 3] , financieel adviseur van appellante.

Overwegingen

1. Verweerder heeft het bezwaar van appellante tegen de weigering van de subsidie nietontvankelijk verklaard omdat het bezwaarschrift te laat is ingediend. Appellante heeft als verklaring voor de termijnoverschrijding gegeven dat verweerder haar niet met een notificatiemail heeft gemeld dat een besluit was genomen. Bovendien stelt zij dat zij er niet op bedacht hoefde te zijn dat zo snel op de aanvraag zou worden beslist.
2. In de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het volgende geregeld. De bezwaartermijn bedraagt zes weken (artikel 6:7). Een bezwaarschrift is tijdig ingediend indien het voor het einde van de bezwaartermijn van zes weken is ontvangen (artikel 6:9, eerste lid). De bezwaartermijn begint te lopen met ingang van de dag na die waarop het besluit op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt (artikel 6:8, eerste lid). Is een bezwaarschrift buiten de termijn ingediend, dan is het in beginsel niet-ontvankelijk. Indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest, kan niet-ontvankelijkverklaring achterwege blijven (artikel 6:11). Dan is de termijnoverschrijding verschoonbaar.
3. Dit betekent het volgende voor de zaak van appellante.
4. Het TVL-besluit is bekend gemaakt op 25 augustus 2021. De bezwaartermijn eindigde dus op 6 oktober 2021. Het bezwaarschrift, gedateerd op 4 januari 2022, is op 5 januari 2022 door verweerder ontvangen. Appellante heeft het bezwaarschrift dus niet binnen de daarvoor gestelde termijn van zes weken ingediend.
5. Naar het oordeel van het College heeft verweerder zich terecht op het standpunt gesteld dat de reden van de termijnoverschrijding voor rekening van appellante komt. Appellante heeft op het aanvraagformulier dat zij op 28 juni 2021 heeft ondertekend en ingediend, expliciet toestemming gegeven om over de aanvraag alleen digitaal bericht te ontvangen, door op het formulier de stelling “Ik ontvang alleen digitaal bericht over deze aanvraag” met “Ja” te beantwoorden. Appellante heeft aldus bewust ingestemd met verdere digitale correspondentie. Hiermee mocht verweerder op grond van artikel 2:14, eerste lid, van de Awb het besluit digitaal verzenden. Verweerder heeft in de bijlage bij het verweerschrift een kopie overgelegd van de notificatiemail die op 25 augustus 2021 is verstuurd naar het door appellante op het aanvraagformulier ingevulde e-mailadres.
6. Appellante stelt dat zij de notificatiemail niet heeft ontvangen. Zij heeft als verklaring daarvoor gesuggereerd dat per 10 oktober 2020 de inschrijving in het handelsregister ten onrechte was doorgehaald. Doordat zij niet meer in het handelsregister was ingeschreven, zou zij mogelijk niet meer in het systeem van RVO zijn voorgekomen. Verweerder heeft dit betwist: de inschrijving in het handelsregister staat los van mijnrvo.nl. Daarbij stelt het College vast dat de doorhaling dateert van geruime tijd na de toezending van de notificatiemail, zodat de suggestie van appellante geen verklaring kan zijn voor het niet hebben ontvangen van de notificatiemail.
7. Appellante heeft ook gesteld dat zij niet op mijnrvo.nl kon inloggen. Verweerder heeft erop gewezen dat blijkens de telefoonnotities van het telefonische contact in december 2021 van appellante met RVO, het probleem van appellante niet zat in de toegang tot het systeem, maar in de mogelijkheid om via dat systeem een aanvraag te doen voor het vierde kwartaal van 2021. Pas tijdens een van die telefoongesprekken drong tot appellante door dat over het tweede kwartaal van 2021 al een besluit was genomen. Dat appellante niet eerder kon inloggen op mijnrvo.nl is dan ook niet aangetoond.
8. Gezien het voorgaande is de enkele betwisting van de ontvangst van de notificatiemail onvoldoende om de termijnoverschrijding van ongeveer drie maanden verschoonbaar te oordelen. Daarbij is het College van oordeel dat het op appellantes weg had gelegen om na de indiening van de aanvraag op 28 juni 2020 ook zelf mijnrvo.nl in de gaten te houden. Verweerder heeft het bezwaar van appellante daarom terecht nietontvankelijk verklaard. Het College komt niet toe aan een inhoudelijke beoordeling van het TVL-besluit.
9. Het beroep moet ongegrond worden verklaard. Verweerder hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

Het College verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I.M. Ludwig, in aanwezigheid van mr. M.B.L. van der Weele, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 21 maart 2023.
w.g. I.M. Ludwig w.g. M.B.L. van der Weele