ECLI:NL:CBB:2023:136

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
14 maart 2023
Publicatiedatum
13 maart 2023
Zaaknummer
22/348
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tijdigheid van bezwaar tegen afwijzing subsidie COVID-19 en gevolgen van termijnoverschrijding

In deze zaak heeft het College van Beroep voor het Bedrijfsleven op 14 maart 2023 uitspraak gedaan in de zaak tussen [naam 1] B.V. en de minister van Economische Zaken en Klimaat. De zaak betreft de afwijzing van een aanvraag voor de Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19 (TVL) voor het vierde kwartaal van 2020. De minister heeft op 31 augustus 2021 de aanvraag afgewezen en op 6 januari 2022 het bezwaar van [naam 1] niet-ontvankelijk verklaard, omdat het bezwaarschrift te laat was ingediend. Het College heeft de zaak op 23 januari 2023 behandeld.

De minister stelde dat het bezwaarschrift niet tijdig was ingediend, aangezien de termijn van zes weken was verstreken. [naam 1] voerde aan dat het bezwaarschrift op 8 oktober 2021 was aangeboden aan de postverwerker, maar dat het pas op 18 oktober 2021 door de minister was ontvangen. Het College oordeelde dat [naam 1] niet aannemelijk had gemaakt dat het bezwaarschrift tijdig was ter post bezorgd. Het ontbreken van een leesbaar poststempel kwam voor rekening van [naam 1].

Het College concludeerde dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar was en dat de minister het bezwaar terecht niet-ontvankelijk had verklaard. Hierdoor kwam het College niet toe aan een inhoudelijke beoordeling van het TVL-besluit. De uitspraak eindigde met de beslissing dat het beroep ongegrond was en dat de minister geen proceskosten hoefde te vergoeden.

Uitspraak

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 22/348

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 maart 2023 in de zaak tussen

[naam 1] B.V., te [plaats] , ( [naam 1] )

(gemachtigden: mr. S.J.P.M. Crauwels, mr. W. Braams),
en

de minister van Economische Zaken en Klimaat, (de minister)

(gemachtigden: E.S.M. Slot, mr. H.G.M. Wammes)

Procesverloop

Bij besluit van 31 augustus 2021 (het afwijzingsbesluit) heeft de minister de aanvraag van [naam 1] voor de Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19 (TVL) voor het vierde kwartaal (Q4) van 2020 afgewezen.
Bij besluit van 6 januari 2022 (de beslissing op bezwaar) heeft de minister het bezwaar van [naam 1] niet-ontvankelijk verklaard.
[naam 1] heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De minister heeft een verweerschrift ingediend.
Het College heeft de zaak op 23 januari 2023 op zitting behandeld. Aan de zitting hebben deelgenomen [naam 2] en de gemachtigden van [naam 1] en de minister.

Overwegingen

1. De minister heeft het bezwaar van [naam 1] niet-ontvankelijk verklaard omdat het bezwaarschrift te laat is ingediend en de termijnoverschrijding niet verschoonbaar is.
2. Artikel 6:9, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaalt in samenhang met artikel 6:7 van de Awb dat een bezwaarschrift tijdig is ingediend indien het voor het einde van de bezwaartermijn van zes weken is ontvangen. In dit geval was de laatste dag waarop tijdig een bezwaarschrift kon worden ingediend dus 12 oktober 2021. Artikel 6:11 van de Awb bepaalt dat ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend bezwaarschrift niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege blijft indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest. De termijnoverschrijding is dan verschoonbaar (verontschuldigbaar).
3. [naam 1] heeft in beroep aangevoerd dat zij tijdig bezwaar heeft gemaakt tegen het primaire besluit. De gemachtigde van [naam 1] heeft op 8 oktober 2021 het bezwaarschrift aan de postverwerker van de gemachtigde aangeboden. Als de minister het bezwaarschrift pas op 18 oktober 2021 heeft ontvangen, houdt dat in dat er een vertraging van 10 dagen heeft plaatsgevonden. Vanwege het bezorgingsschema en de tijdstippen waarop PostNL haar bievenbussen leegt, is het volgens [naam 1] denkbaar dat de terpostbezorging op een later tijdstip, maar niet later dan 12 oktober 2021, heeft plaatsgevonden. Het bezwaarschrift is daardoor binnen de geldende termijn binnengekomen bij de minister. Het feit dat de postverwerker van de gemachtigde van [naam 1] en PostNL geen poststempel hanteren, wat bevestigd is door een medewerker van PostNL, kan niet voor rekening komen van [naam 1] .
Zou het beroepschrift te laat zijn ingediend, dan is de termijnoverschrijding volgens [naam 1] verschoonbaar. Het gaat in deze zaak om een tweepartijenverhouding, waarbij niet strikt vastgehouden hoeft te worden aan de fatale bezwaartermijn van zes weken. Daarnaast geldt ook dat indien het bezwaar wel op tijd zou zijn ingediend, [naam 1] volgens de geldende rechtspraak van het College alsnog de subsidie zou hebben gekregen. Hierdoor staan de gevolgen van het bestreden besluit niet in verhouding tot de belangen van [naam 1] bij inhoudelijke beoordeling van haar bezwaar en de ernst van de (door [naam 1] ) betwiste termijnoverschrijding.
4. Het College is met de minister van oordeel dat [naam 1] niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij het bezwaarschrift tijdig en dus uiterlijk op 12 oktober 2021 ter post heeft bezorgd. Het is aan [naam 1] om dit te onderbouwen, nu het bezwaarschrift pas op 18 oktober 2021 is binnengekomen en een (leesbaar) poststempel met een datum binnen de bezwaartermijn niet voorhanden is. [naam 1] is hier niet in geslaagd. Het ontbreken van dergelijk bewijs komt voor haar rekening en risico. Daarbij betrekt het College dat [naam 1] wel op een andere manier had kunnen verzekeren dat zij zou beschikken over bewijs van tijdige indiening, bijvoorbeeld door niet het bezwaarschrift niet per gewone post maar aangetekend of digitaal te verzenden. Dit is te meer van belang als een bezwaarschrift tegen het eind van de bezwaartermijn wordt ingediend.
5. Van omstandigheden die de termijnoverschrijding verschoonbaar maken is niet gebleken. De enkele omstandigheid dat sprake is van een besluit dat geen derden raakt, maakt de termijnoverschrijding op zichzelf niet verschoonbaar. Het is verder vaste rechtspraak dat de ingrijpendheid van het besluit geen rol speelt bij de beoordeling van de verschoonbaarheid (zie CBb 12 oktober 2021, ECLI:NL:2021:931).
6.
De conclusie is dat de minister het bezwaar van [naam 1] terecht nietontvankelijk heeft verklaard omdat sprake is van een termijnoverschrijding en niet gebleken is dat deze termijnoverschrijding verschoonbaar is.
7. Omdat het bezwaar terecht niet-ontvankelijk is verklaard, komt het College niet toe aan een inhoudelijke behandeling van het TVL-besluit, waarin de minister de aanvraag van [naam 1] heeft afgewezen.
8. Het beroep is ongegrond. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

Het College verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D. Brugman, in aanwezigheid van H.L.A. Kleinjans, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 14 maart 2023.
w.g. D. Brugman w.g. H.L.A. Kleinjans