In deze zaak heeft het College van Beroep voor het Bedrijfsleven op 14 maart 2023 uitspraak gedaan in de zaak tussen [naam 1] B.V. en de minister van Economische Zaken en Klimaat. De zaak betreft de afwijzing van een aanvraag voor de Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19 (TVL) voor het vierde kwartaal van 2020. De minister heeft op 31 augustus 2021 de aanvraag afgewezen en op 6 januari 2022 het bezwaar van [naam 1] niet-ontvankelijk verklaard, omdat het bezwaarschrift te laat was ingediend. Het College heeft de zaak op 23 januari 2023 behandeld.
De minister stelde dat het bezwaarschrift niet tijdig was ingediend, aangezien de termijn van zes weken was verstreken. [naam 1] voerde aan dat het bezwaarschrift op 8 oktober 2021 was aangeboden aan de postverwerker, maar dat het pas op 18 oktober 2021 door de minister was ontvangen. Het College oordeelde dat [naam 1] niet aannemelijk had gemaakt dat het bezwaarschrift tijdig was ter post bezorgd. Het ontbreken van een leesbaar poststempel kwam voor rekening van [naam 1].
Het College concludeerde dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar was en dat de minister het bezwaar terecht niet-ontvankelijk had verklaard. Hierdoor kwam het College niet toe aan een inhoudelijke beoordeling van het TVL-besluit. De uitspraak eindigde met de beslissing dat het beroep ongegrond was en dat de minister geen proceskosten hoefde te vergoeden.