ECLI:NL:CBB:2023:123

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
7 maart 2023
Publicatiedatum
6 maart 2023
Zaaknummer
22/183
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geldigheidsduur van de OV-begeleiderskaart en de bewijslast bij aanvraag

In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 7 maart 2023 uitspraak gedaan over de geldigheidsduur van een OV-begeleiderskaart. De reiziger, die een OV-begeleiderskaart had aangevraagd, ontving deze aanvankelijk met een geldigheidsduur van één jaar. Argonaut Advies B.V., de verweerster, had deze kaart verstrekt op basis van een indicatief onderzoek, maar de reiziger was van mening dat haar beperkingen blijvend waren en dat zij recht had op een kaart met een geldigheidsduur van vijf jaar. Het College oordeelde dat Argonaut ten onrechte de bewijslast had omgedraaid en niet had aangetoond dat er sprake was van een uitzonderingssituatie die een kortere geldigheidsduur rechtvaardigde. Het College vernietigde het bestreden besluit en herstelde de geldigheidsduur van de OV-begeleiderskaart naar vijf jaar, met terugwerkende kracht vanaf de oorspronkelijke toekenning. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van de aanvrager en de verlenende instantie bij het verstrekken van legitimatiebewijzen voor gehandicapten.

Uitspraak

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 22/183

uitspraak van de meervoudige kamer van 7 maart 2023 in de zaak tussen

[naam] (de reiziger), te [plaats] , appellante,

en

Argonaut Advies B.V. (Argonaut), verweerster

(gemachtigden: I. van den Assem en L.S. Dekhuijzen).

Procesverloop

Met het besluit van 5 november 2021 heeft Argonaut een legitimatiebewijs voor gehandicapten als bedoeld in artikel 45, eerste lid, onderdeel b, van het Besluit personenvervoer 2000 (OV-Begeleiderskaart) aan de reiziger verstrekt.
Met het besluit van 30 december 2021 (het bestreden besluit) heeft Argonaut het bezwaar van de reiziger tegen het besluit van 5 november 2021 ongegrond verklaard.
De reiziger heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 februari 2023. Aan de zitting hebben deelgenomen [naam] en Argonaut, vertegenwoordigd door haar gemachtigden.

Overwegingen

1. Argonaut heeft op aanvraag van de reiziger een OV-begeleiderskaart verstrekt, omdat op grond van een indicatief onderzoek is vast komen te staan dat het reizen met openbaar vervoer zonder begeleiding niet mogelijk is voor de reiziger. Deze kaart is verstrekt met een geldigheidsduur van één jaar. Inmiddels heeft Argonaut opnieuw een OV-begeleiderskaart verstrekt met een geldigheidsduur van één jaar.
2.1
In artikel 70 Wet personenvervoer 2000 staat dat het verboden is zonder hiervoor geldig vervoerbewijs gebruik te maken van het openbaar vervoer. Voor deze zaak is van belang dat het verbod niet van toepassing is op één persoon die een persoon begeleidt, die is voorzien van een legitimatiebewijs voor gehandicapten (artikel 45, eerste lid, aanhef en onder b, van het Besluit personenvervoer 2000).
2.2
In artikel 1 van de Regeling OV-Begeleiderskaart (de Regeling) wordt onder
OV-begeleiderskaart verstaan een legitimatiebewijs voor gehandicapten als bedoeld in artikel 45, eerste lid, onderdeel b, van het Besluit personenvervoer 2000. Iemand kan voor een
OV-begeleiderskaart in aanmerking komen als die ten gevolge van een aandoening of gebrek aantoonbare beperkingen van langdurige aard heeft en daardoor in redelijkheid niet in staat is met de gebruikelijke hulpmiddelen zelfstandig gebruik te maken van het openbaar vervoer (artikel 2, eerste lid, van de Regeling). De OV-begeleiderskaart wordt verstrekt met een geldigheidsduur van vijf jaar. Dit staat in artikel 5, eerste lid, van de Regeling. Indien redelijkerwijs te verwachten valt dat de aanvrager in de nabije toekomst wel in staat zal zijn om zelfstandig gebruik te maken van het openbaar vervoer dan heeft de OV-begeleiderskaart, in afwijking van het eerste lid, een geldigheidsduur van één jaar, zo volgt uit artikel 5, tweede lid, van de Regeling. Uit de Toelichting op de Regeling volgt dat het in de regel gaat om beperkingen van langdurige aard, waardoor een langere geldigheidsduur gewenst is. Hierdoor worden onnodige lasten voor burger en overheid voorkomen. In bepaalde gevallen is echter te verwachten dat de aanvrager in de nabije toekomst wel in staat zal zijn om zelfstandig gebruik te maken van het openbaar vervoer. Hiertoe is de mogelijkheid gecreëerd om de
OV-begeleiderskaart af te geven voor een geldigheidsduur van één jaar.
3.1
Met het bestreden besluit heeft Argonaut het besluit van 5 november 2021 gehandhaafd. Argonaut heeft daarbij het advies van de bezwaararts overgenomen. In dit advies staat dat om een geldigheidsduur van vijf jaar te kunnen toekennen, vastgesteld moet worden dat sprake is van blijvende beperkingen dan wel beperkingen waarvan op voorhand duidelijk is dat deze de komende vijf jaar niet zullen verbeteren. Op basis van de beschikbare informatie kon de bezwaararts niet vaststellen dat bij de reiziger sprake is van een medische eindsituatie dan wel van een medische situatie die niet binnen vijf jaar kan veranderen. Gelet op de aard van de onderliggende medische problematiek acht de bezwaararts verbetering in het functioneren mogelijk. Daarnaast is niet gebleken dat bijzondere omstandigheden een afwijking van de Regeling rechtvaardigen.
3.2
De reiziger stelt zich op het standpunt dat ten onrechte aan haar geen OV-begeleiderskaart met een geldigheidsduur van vijf jaar is verstrekt. Zij voert daartoe aan dat haar beperkingen van blijvende aard zijn en dat zij niet zal worden behandeld binnen een termijn van vijf jaar. Daarnaast is haar ziektebeeld progressief en zal dit alleen maar verslechteren. Hierdoor is er geen zicht op verbetering in de nabije toekomst als gevolg waarvan de reiziger in staat zal zijn om zelfstandig gebruik te maken van het openbaar vervoer.
4. Het College overweegt als volgt.
4.1
Het College legt het regelgevend kader dat is weergegeven onder 2 als volgt uit. Een OV-begeleiderskaart wordt op aanvraag verstrekt. Het is daarbij aan de aanvrager om het aanvraagformulier volledig in te vullen en de daarbij gevraagde bewijsstukken te overleggen. Op basis van deze gegevens bepaalt Argonaut of aan de aanvrager een OV-begeleiderskaart dient te worden verstrekt. In zoverre rust de bewijslast op de reiziger die de kaart aanvraagt. Als een OV-begeleiderskaart wordt verstrekt is dat in de regel voor een periode van vijf jaar. Argonaut heeft wel de bevoegdheid daarvan af te wijken en de geldigheidsduur te bepalen op één jaar indien redelijkerwijs te verwachten valt dat de aanvrager in de nabije toekomst wel in staat zal zijn om zelfstandig gebruik te maken van het openbaar vervoer. In dat geval is het aan Argonaut om aan te tonen dat daarvan sprake is, waarbij zij zo nodig nadere informatie dient op te vragen bij de aanvrager.
4.2
Voor deze zaak betekent dat het volgende.
4.2.1
Argonaut heeft vastgesteld dat de reiziger in aanmerking komt voor een
OV-begeleiderskaart. Daarmee staat vast dat de reiziger voldoet aan de criteria van artikel 2, eerste lid, van de Regeling. In deze procedure is dan ook enkel aan de orde of Argonaut die kaart terecht heeft verstrekt met een geldigheidsduur van één jaar in plaats van vijf jaar. De gemachtigden van Argonaut hebben op de zitting van het College kanttekeningen geplaatst bij de vraag of aan de reiziger wel terecht een OV-begeleiderskaart is verstrekt. Dat standpunt valt buiten het kader van dit beroep en is dus zonder betekenis omdat de door Argonaut genomen besluiten anders luiden. Het rechtszekerheidsbeginsel en het verbod van reformatio in peius staan eraan in de weg de aanspraak van de reiziger op een OV-begeleiderskaart opnieuw te beoordelen.
4.2.2
Nu de reiziger in aanmerking komt voor een OV-begeleiderskaart, is de hoofdregel dat deze met een geldigheidsduur van vijf jaar wordt verstrekt. Op de zitting van het College heeft Argonaut verklaard de kaart slechts voor de duur van één jaar te hebben verstrekt, omdat de reiziger geen informatie heeft overgelegd op basis waarvan een
OV-begeleiderskaart voor een periode van vijf jaar kon worden verstrekt. Argonaut heeft daarmee ten onrechte de bewijslast omgedraaid. Zoals hiervoor al overwogen is het immers aan Argonaut om aan te tonen dat sprake is van een uitzonderingssituatie die een
OV-begeleiderskaart met een geldigheidsduur van slechts één jaar rechtvaardigt. Bovendien is niet gebleken dat Argonaut aan de reiziger, voor het nemen van het onderhavige besluit, heeft verzocht om aanvullende medische informatie. In het advies van de bezwaararts staat dat deze niet uitsluit dat de medische situatie van de reiziger in de toekomst kan verbeteren. Dat betekent niet dat op het moment van de aanvraag redelijkerwijs viel te verwachten dat de medische situatie van de reiziger zo zou verbeteren, dat zij in de nabije toekomst en ook binnen vijf jaar wél zelfstandig gebruik kan maken van het openbaar vervoer. Argonaut heeft dan ook niet aangetoond dat sprake is van een uitzonderingssituatie die het verlenen van de begeleiderskaart voor maar één jaar rechtvaardigt. Het bestreden besluit is daarom in strijd met de artikelen 3:2 en 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) onzorgvuldig voorbereid en niet deugdelijk gemotiveerd.
4.3
Naar het oordeel van het College zijn deze gebreken aan het bestreden besluit onherstelbaar. Daartoe is van belang dat een OV-begeleiderskaart in de regel met een geldigheidsduur van vijf jaar wordt verstrekt en Argonaut niet heeft aangetoond dat sprake is van een uitzonderingssituatie. Verder is aan de reiziger inmiddels voor een nieuwe periode opnieuw een OV-begeleiderskaart verstrekt. Daarbij is kennelijk niet gebleken van nieuwe feiten en omstandigheden waaruit volgt dat de reiziger tegenwoordig wél in staat is met de gebruikelijke hulpmiddelen zelfstandig gebruik te maken van het openbaar vervoer. Daarmee is komen vast te staan dat er geen grondslag was om de OV-begeleiderskaart maar voor één jaar te verstrekken. De geldigheidsduur die was opgenomen in het besluit van
5 november 2021 was dus te kort.
5.1
Het College zal het beroep gegrond verklaren en het bestreden besluit vernietigen. Het College ziet aanleiding om met toepassing van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder b, van de Awb zelf in de zaak te voorzien. Het College zal het besluit van 5 november 2021 herroepen voor zover aan de verstrekte een OV-begeleiderskaart een geldigheidsduur van één jaar is toegekend, bepalen dat de geldigheidsduur van die kaart vijf jaar is en bepalen dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit. Dat betekent dat Argonaut ter uitvoering van deze uitspraak aan de reiziger een nieuwe OV-begeleiderskaart moet verstrekken met een geldigheidsduur van vijf jaar gerekend vanaf de oorspronkelijke toekenning per 11 november 2021. Het College draagt Argonaut op deze kaart binnen zes weken na de datum van deze uitspraak aan de reiziger te verstrekken.
5.2
De reiziger heeft geen voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten gemaakt, zodat een proceskostenveroordeling achterwege blijft.

Beslissing

Het College:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • herroept het besluit van 5 november 2021 voor zover aan de verstrekte
OV-begeleiderskaart een geldigheidsduur van één jaar is toegekend;
  • bepaalt dat de geldigheidsduur van de verstrekte OV-begeleiderskaart vijf jaar is en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit;
  • draagt Argonaut op het betaalde griffierecht van € 184,- aan de reiziger te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.L. Verbeek, mr. A. Venekamp en mr. H. Van den Heuvel, in aanwezigheid van mr. P.E.A. Chao, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 7 maart 2023.
w.g. J.L. Verbeek w.g. P.E.A. Chao