Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
uitspraak van de meervoudige kamer van 28 februari 2023 in de zaak tussen
V.O.F. [naam 1] , te [plaats] ( [naam 1] )
de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (de minister)
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
- verklaart de beroepen gegrond;
- vernietigt de bestreden besluiten I en II;
- herroept de besluiten van 19 juni 2018 en 12 februari 2019;
- bepaalt dat deze uitspraak in plaats treedt van de vernietigde bestreden besluiten I en II
- draagt de minister op het betaalde griffierecht van € 676,- aan [naam 1] te vergoeden;
- veroordeelt de minister in de proceskosten van [naam 1] tot een bedrag van € 3.705,-.
Bijlage
1. De diergezondheidsheffing wordt geheven ter zake van het houden in de uitoefening van een bedrijf van:
(…)
d. schapen;
(...)
3. De diergezondheidsheffing wordt, in afwijking van het eerste en tweede lid, niet geheven voor bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen diersoorten indien het aantal dieren dat van die diersoort op het bedrijf wordt gehouden niet meer bedraagt dan een in die maatregel voor die diersoort bepaald aantal.
De diergezondheidsheffing wordt geheven:
a. voor het houden van dieren in de uitoefening van een bedrijf: van de natuurlijke persoon of rechtspersoon die, of het samenwerkingsverband van natuurlijke personen of rechtspersonen dat, een bedrijf voert waar de dieren gehouden worden;
(…)
1. De diergezondheidsheffing voor het houden van dieren wordt geheven naar het aantal dieren van een diersoort of diercategorie dat in een kalenderjaar wordt gehouden.
2 Bij ministeriële regeling worden regels gesteld voor de berekeningswijze van het aantal dieren, bedoeld in het eerste lid, welke regels per diersoort of diercategorie kunnen verschillen.
(…)
1. De diergezondheidsheffing wordt door Onze Minister per kalenderjaar geheven.
(…)"
De aan te wijzen diersoorten en het voor die diersoorten te bepalen aantal, bedoeld in:
a artikel 91c, derde lid, van de wet, zijn:
(…)
4°. 25 schapen;
(…)
b. artikel 91d, derde lid, van de wet, zijn:
1°: 25 schapen, en
2°. 25 geiten.
Het aantal:
a. schapen;
(…);
dat in een kalenderjaar wordt gehouden, bedoeld in artikel 91f, eerste lid, van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren wordt berekend door het aantal aanwezige dieren op 1 februari, 1 mei, 1 augustus en 1 november van dat kalenderjaar op te tellen en te delen door vier.”