In deze zaak heeft de voorzieningenrechter op 9 februari 2022 uitspraak gedaan over een verzoek om voorlopige voorziening van verzoekster, die in bezwaar is gegaan tegen de toepassing van spoedbestuursdwang door de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Op 16 december 2021 heeft verweerder 75 katten en kittens en 2 honden in beslag genomen uit de woning van verzoekster wegens overtredingen van de Wet dieren. Verzoekster heeft bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit van 30 december 2021, waarin de spoedbestuursdwang werd bevestigd, en heeft verzocht om een voorlopige voorziening om de overdracht van de dieren aan derden te schorsen.
Tijdens de zitting heeft verzoekster haar verzoek aangevuld met de eis dat de dieren aan haar worden teruggegeven. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de toezichthouders van verweerder niet over een eigen machtiging beschikten om de woning van verzoekster te betreden, wat kan leiden tot uitsluiting van het verzamelde bewijs. Dit heeft de voorzieningenrechter doen twijfelen aan de kans van slagen van het bezwaar van verzoekster.
De voorzieningenrechter heeft een belangenafweging gemaakt en geconcludeerd dat de teruggave van de dieren niet verantwoord is, gezien de onduidelijkheid over de omstandigheden waaronder verzoekster de dieren zou houden. Verzoekster kan voorlopig niet terugkeren naar haar woning, die voor zes maanden is gesloten door de burgemeester. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen, maar heeft verweerder aangemoedigd om constructief met verzoekster mee te denken over de voorwaarden voor een verantwoorde teruggave van de dieren.