ECLI:NL:CBB:2022:824

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
22 december 2022
Publicatiedatum
9 januari 2023
Zaaknummer
22/375
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking en terugvordering van subsidie op grond van de Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19

In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 22 december 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een appellant, vertegenwoordigd door mr. S.M. Piron en mr. W. Dam, en de minister van Economische Zaken en Klimaat. De appellant had een subsidie ontvangen op basis van de Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19 (TVL) voor het vierde kwartaal van 2020. Deze subsidie was eerder ingetrokken en het betaalde voorschot was teruggevorderd door de verweerder, omdat de appellant niet zou voldoen aan het vestigingsvereiste.

Tijdens de zitting heeft de verweerder echter verklaard dat hij het vestigingsvereiste niet langer aan de appellant tegenwerpt. Dit leidde tot de conclusie dat er geen basis meer was voor de intrekking en terugvordering van de subsidie. Het College heeft het beroep van de appellant gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en het primaire besluit herroepen. Dit betekent dat de intrekking van de subsidie en de terugvordering van het voorschot niet langer van toepassing zijn.

Het College heeft ook bepaald dat de verweerder het door de appellant betaalde griffierecht van € 184,- moet vergoeden. Er zijn geen proceskosten voor vergoeding in aanmerking gekomen. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door mr. C.T. Aalbers, in aanwezigheid van griffier mr. A.A. Dijk.

Uitspraak

proces-verbaal uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 22/375

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 december 2022 in de zaak tussen

[naam 1] , h.o.d.n. [naam 2] , te [plaats] , appellant,

en

de minister van Economische Zaken en Klimaat, verweerder

(gemachtigden: mr. S.M. Piron en mr. W. Dam).

Procesverloop

Bij besluit van 3 augustus 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder de aan appellant op grond van de Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19 (TVL) voor het vierde kwartaal (Q4) van 2020 verleende subsidie ingetrokken en het betaalde voorschot teruggevorderd.
Bij besluit van 12 januari 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van appellant ongegrond verklaard.
Appellant heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het College heeft de zaak op 22 december 2022 op een zitting behandeld. Aan de zitting hebben appellant en de gemachtigden van verweerder deelgenomen.
Na sluiting van het onderzoek ter zitting heeft het College onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

Het College:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- herroept het primaire besluit;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 184,- aan appellant te vergoeden.

Overwegingen

Bij besluit van 24 februari 2021 heeft verweerder een subsidie van € 3.344,13 aan appellant verleend op grond van de TVL voor Q4 2020 en aan hem een voorschot van
€ 2.675,31 uitbetaald. Op 25 mei 2021 heeft appellant een verzoek om vaststelling van de subsidie ingediend. Verweerder heeft de subsidie vervolgens ingetrokken en het betaalde voorschot teruggevorderd, omdat appellant niet aan het vestigingsvereiste voldoet.
Tijdens de zitting heeft appellant toegelicht waarom hij vindt dat hij wel aan het vestigingsvereiste voldoet. Naar aanleiding van deze toelichting heeft verweerder verklaard dat hij het vestigingsvereiste niet langer aan appellant tegenwerpt. Daarmee is er geen basis meer voor de in het bestreden besluit gehandhaafde intrekking en terugvordering. Het College verklaart het beroep daarom gegrond, vernietigt het bestreden besluit en herroept het primaire besluit. Praktisch gezien betekent dit dat de intrekking en daaruit voortvloeiende terugvordering van de subsidie nu van tafel is en dat verweerder alsnog een besluit zal moeten nemen op het verzoek om vaststelling van de subsidie.
Verweerder moet het door appellant betaalde griffierecht aan hem vergoeden. Er zijn geen proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.T. Aalbers, in aanwezigheid van mr. A.A. Dijk, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 22 december 2022.
w.g. C.T. Aalbers w.g. A.A. Dijk