In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 22 december 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een appellant, vertegenwoordigd door mr. S.M. Piron en mr. W. Dam, en de minister van Economische Zaken en Klimaat. De appellant had een subsidie ontvangen op basis van de Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19 (TVL) voor het vierde kwartaal van 2020. Deze subsidie was eerder ingetrokken en het betaalde voorschot was teruggevorderd door de verweerder, omdat de appellant niet zou voldoen aan het vestigingsvereiste.
Tijdens de zitting heeft de verweerder echter verklaard dat hij het vestigingsvereiste niet langer aan de appellant tegenwerpt. Dit leidde tot de conclusie dat er geen basis meer was voor de intrekking en terugvordering van de subsidie. Het College heeft het beroep van de appellant gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en het primaire besluit herroepen. Dit betekent dat de intrekking van de subsidie en de terugvordering van het voorschot niet langer van toepassing zijn.
Het College heeft ook bepaald dat de verweerder het door de appellant betaalde griffierecht van € 184,- moet vergoeden. Er zijn geen proceskosten voor vergoeding in aanmerking gekomen. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door mr. C.T. Aalbers, in aanwezigheid van griffier mr. A.A. Dijk.