ECLI:NL:CBB:2022:823

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
22 december 2022
Publicatiedatum
27 december 2022
Zaaknummer
22/2521
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • T. Pavićević
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Besmetverklaring van een pluimveevermeerderingsbedrijf en de oplegging van maatregelen na positieve monsters op Salmonella Typhimurium

In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 22 december 2022 uitspraak gedaan over een verzoek om voorlopige voorziening van [naam 1] V.O.F. en [naam 3] B.V. tegen de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. De minister had op 30 november 2022 stal 1 van [naam 1] besmet verklaard met zoönotische Salmonella Typhimurium, na een positieve uitslag van monsters die op 21 november 2022 waren genomen. Verzoekers hebben bezwaar gemaakt tegen dit besluit en vroegen de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening, zodat de besmetstatus van stal 1 opgeheven zou worden en een verificatietest uitgevoerd kon worden.

De voorzieningenrechter heeft op 20 december 2022 de zaak behandeld. De minister heeft zich verzet tegen het verzoek en stelde dat de maatregelen noodzakelijk zijn voor de volksgezondheid. De voorzieningenrechter heeft overwogen dat er voldoende aanleiding is om spoedeisend belang aan te nemen, aangezien de besmetverklaring de bedrijfsvoering van verzoekers ernstig beïnvloedt. Echter, de voorzieningenrechter oordeelde dat de kans op succes van verzoekers in bezwaar klein is, gezien de geldende regelgeving en de noodzaak van de maatregelen voor de volksgezondheid.

Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen, met de overweging dat de belangen van de minister zwaarder wegen dan die van verzoekers. De uitspraak benadrukt de noodzaak van strikte maatregelen bij besmettingen met Salmonella Typhimurium en de rol van verificatietests in uitzonderlijke gevallen.

Uitspraak

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 22/2521
uitspraak van de voorzieningenrechter van 22 december 2022 op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

[naam 1] V.O.F., te [plaats 1] ,

[naam 2], h.o.d.n. [naam 1] , te [plaats 1] ,
[naam 3] B.V., te [plaats 2] ,
verzoekers
(gemachtigde: mr. Tj.P. Grünbauer),
en

de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, de minister

(gemachtigde: mr. B.M. Kleijs).

Procesverloop

Bij besluit van 30 november 2022 (het primaire besluit] heeft de minister stal 1 van [naam 1] besmet verklaard met zoönotische salmonella Typhimurium.
Verzoekers hebben tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt. Zij hebben de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
De minister heeft een verweerschrift ingediend.
Verzoekers hebben aanvullende stukken ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 20 december 2022. Verzoekers hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigde. Voor verzoekers is tevens verschenen
[naam 4] . De minister heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Voor de minister is tevens verschenen [naam 5] en [naam 6] .

Overwegingen

1. Ingevolge het bepaalde in artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan, indien tegen een besluit bij het College beroep is ingesteld, dan wel, voorafgaand aan een mogelijk beroep, bezwaar is gemaakt, op verzoek een voorlopige voorziening worden getroffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
Voor zover in deze uitspraak een oordeel wordt gegeven over de rechtmatigheid van het primaire besluit, is sprake van een voorlopig oordeel dat het College niet bindt in een eventuele bodemprocedure.
2.1
[naam 1] exploiteert een pluimveevermeerderingsbedrijf in [plaats 1] . Op 29 november 2022 heeft de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) een positieve uitslag voor zoönotische Salmonella Typhimurium ontvangen van monstermateriaal dat op 21 november 2022 was genomen in stal 1 van het bedrijf. Gelet op deze uitslag heeft de minister bij het primaire besluit stal 1 met ingang van 21 november 2022 aangemerkt als besmet met zoönotische salmonella Typhimurium. De minister heeft daarbij, kort gezegd, als maatregel opgelegd dat het per genoemde datum verboden is om pluimvee, eieren en pluimveemest van of naar stal 1 te vervoeren.
2.2
Verzoekers hebben bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit. Zij hebben de voorzieningenrechter verzocht het primaire besluit te schorsen en verweerder op te dragen op zeer korte termijn een verificatietest uit te voeren.
2.3
De voorzieningenrechter zal een oordeel geven of het primaire besluit in bezwaar naar verwachting in stand zal blijven. Tevens zal een belangenafweging plaatsvinden tussen het belang van verzoekers en dat van de minister.
Ontvankelijkheid
3. Het primaire besluit heeft betrekking op maatregelen die zien op stal 1 van [naam 1] zodat hij een rechtstreeks belang heeft bij het primaire besluit. Voorshands bestaat twijfel of [naam 1] V.O.F., welke reeds vóór het tijdstip van het primaire besluit was ontbonden en [naam 3] B.V. rechtstreeks in hun belangen worden getroffen door het primaire besluit. Dit dient nader te worden onderzocht in de bezwaarprocedure. De voorzieningenrechter neemt vooralsnog in het kader van deze voorlopige voorziening aan dat verzoekers rechtstreeks in hun belangen worden getroffen en dat zij ontvankelijk zijn in hun verzoek.
Standpunt van partijen
4.1
Verzoekers verzoeken dat verweerder een verificatietest dient uit te voeren en dat bij een negatieve uitslag de besmetstatus van stal 1 met onmiddellijke ingang moet worden opgeheven. In uitzonderlijke gevallen waarbij reden bestaat om te twijfelen aan de juistheid van het resultaat van een routinebemonstering kan worden besloten tot een verificatietest. Hier is sprake van een uitzonderlijk geval. Uit onderzoek van de Wageningen Universiteit blijkt dat de voorspellende waarde van een positieve test laag is en bovendien zijn er na de positieve test nog acht bemonsteringen uitgevoerd die allen negatief waren. Daaronder bevindt zich ook een bemonstering genomen door de NVWA. Het koppel kippen in stal 1 produceert broedeieren ten behoeve van de productie van griepvaccins en wordt daarom voorzien van specifieke extra hygiënische omstandigheden, waaronder gepasteuriseerd voer, gebruik van een vaccin dat gedurende 46 weken moet beschermen tegen salmonella en verzorging door een persoon die bewezen niet met salmonella is besmet. De maatregelen hebben tot gevolg dat een equivalent van ca. 2,5 miljoen humane griepvaccindosis voor het komende jaar niet geproduceerd zou kunnen worden.
4.2
De minister stelt zich op het standpunt dat hij is gehouden verschillende maatregelen te nemen in geval van een besmetting met Salmonella Typhimurium. Slechts in uitzonderingsgevallen kan bij gerede twijfel een verificatietest toegepast worden. De door verzoekers aangevoerde negatieve resultaten van de nadien uitgevoerde bemonsteringen zijn in ieder geval niet voldoende om aan te nemen dat er sprake is van een uitzonderlijke situatie.
Spoedeisend belang
5. De voorzieningenrechter ziet in hetgeen verzoekers hebben aangevoerd voldoende aanleiding spoedeisend belang aan te nemen. Daartoe overweegt de voorzieningenrechter dat voldoende aannemelijk is gemaakt dat het primaire besluit het hele bedrijf van [naam 1] raakt aangezien hij, zolang de besmetverklaring op stal 1 van zijn bedrijf rust, de bedrijfsvoering niet kan voortzetten. De besmetstatus zal door dit besluit pas worden opgeheven nadat het pluimvee en de eieren afkomstig uit deze stal, zijn afgevoerd.
Voorlopig oordeel over de rechtmatigheid van het primaire besluit
6.1
De voorzieningenrechter stelt voorop dat Verordening 2160/2003 en daarmee ook
(uitvoerings-)Verordening 200/2010 in dit geval van toepassing zijn. In deze laatstgenoemde verordening wordt het kader beschreven waarin de aanwezigheid van onder meer
Salmonella Typhimurium bij volwassen vermeerderingskoppels moet worden opgespoord. Op grond van punt 2.2.2.2, onder c van de bijlage bij Verordening 200/2010 kan de minister in uitzonderingsgevallen waarin hij reden heeft om te twijfelen aan de juistheid van het resultaat (vals positief of vals negatief) besluiten tot een verificatietest (punt 2.2.2.2, onder c). Een vermeerderingskoppel wordt niet meer als positief beschouwd als het oorspronkelijke positieve resultaat voor salmonella van bemonstering niet wordt bevestigd bij officiële controles (punt 4, tweede alinea, van de bijlage bij Verordening 200/2010).
6.2
Partijen zijn het erover eens dat een verificatietest ingevolge de uitzonderingsbepaling van punt 2.2.2.2, onder c, van de bijlage bij Verordening 200/2010 alleen is toegestaan in uitzonderingsgevallen, namelijk in geval van reden voor twijfel bij de bevoegde autoriteit aan de juistheid van het resultaat van de bemonstering. Zij verschillen echter van mening over de vraag of hier sprake is van een dergelijk uitzonderingsgeval. Bij verwijzingsuitspraak van 6 september 2022 (ECLI:NL:CBB:2022:592) heeft het College het Hof van Justitie van de Europese Unie gevraagd om bij wijze van prejudiciële beslissing (onder meer) uitspraak te doen over de vraag wanneer sprake is van een uitzonderingsgeval in de zin van punt 2.2.2.2, onder c, van de bijlage bij Verordening 200/2010. Een antwoord op de gestelde vragen valt op korte termijn nog niet te verwachten.
6.3
Dat de regelgeving een verificatietest reserveert voor uitzonderingsgevallen, betekent dat er iets uitzonderlijks aan de hand moet zijn, voordat tot een verificatietest wordt besloten.
In deze uitspraak op het verzoek ligt de vraag voor of aanleiding bestaat te twijfelen aan de juistheid van het (positieve) resultaat van de routinebemonstering van 21 november 2022.
6.4
De omstandigheid dat acht later genomen monsters negatief zijn getest op zoönotische Salmonella Typhimurium tast de positieve uitslag van het op 21 november 2022 afgenomen monster niet aan en is geen reden voor twijfel aan de juistheid van het resultaat van de bemonstering. De stelling van verzoekers dat de voorspellende waarde van een positieve test in zijn algemeenheid relatief laag is, is geen omstandigheid die specifiek ziet op de situatie van verzoekers, doch ziet op de situatie in het algemeen.
De omstandigheid dat de stal is voorzien van specifieke extra hygiënische omstandigheden, waaronder gepasteuriseerd voer, gebruik van een vaccin dat moet beschermen tegen salmonella en verzorging door een persoon die bewezen niet met salmonella is besmet is naar het oordeel van de voorzieningenrechter te weinig uitzonderlijk om op basis daarvan tot het oordeel te komen dat er sprake is van een uitzonderlijk geval.
Gelet op het voorgaande is de voorzieningenrechter vooralsnog van oordeel dat het besluit van 30 november 2022 naar verwachting in bezwaar stand zal houden. Echter nu het College een prejudiciële beslissing vanwege de onduidelijkheid van de in geding zijnde bepaling heeft verzocht zal de voorzieningenrechter een belangenafweging toepassen.
Belangenafweging
7. Het belang van verzoekers bij dit verzoek is gelegen in het laten uitvoeren van een verificatietest zodat de besmetstatus mogelijk kan worden opgeheven en de bedrijfsvoering weer kan worden voortgezet. De maatregelen hebben volgens verzoekers bovendien tot gevolg dat een equivalent van ca. 2,5 miljoen humane griepvaccindosis voor het komende jaar niet geproduceerd zou kunnen worden. Het belang van de minister bij de afwijzing van dit verzoek is gelegen in de volksgezondheid en in het naleven van de doelstellingen van de Unie. Gelet op het voorlopig rechtmatigheidsoordeel schat de voorzieningenrechter de kans op succes van verzoekers in bezwaar in als klein. Daarmee is er meer ruimte voor het belang van de minister in deze belangenafweging. Aan het belang van de volksgezondheid wordt door de voorzieningenrechter bovendien groot gewicht toegekend. De belangenafweging valt daarom uit in het voordeel van de minister.
Conclusie
8. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T. Pavićević, in aanwezigheid van mr. E. van Kampen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 22 december 2022.
w.g. T. Pavićević w.g. E. van Kampen
Afschrift verzonden aan partijen op: