ECLI:NL:CBB:2022:804

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
30 november 2022
Publicatiedatum
15 december 2022
Zaaknummer
22/2429
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in geschil over HSL-toestemming voor pluimveeslachterij na geconstateerde overtredingen

In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 30 november 2022 uitspraak gedaan over een verzoek om voorlopige voorziening van een pluimveeslachterij, aangeduid als [naam] B.V. De minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit had op 17 november 2022 de HSL-toestemming van verzoekster geschorst, na geconstateerde overtredingen van hygiënevoorschriften. Verzoekster heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een ordemaatregel aanvankelijk afgewezen, maar na verdere overwegingen en het indienen van aanvullende stukken door verzoekster, is het onderzoek ter zitting op 30 november 2022 voortgezet. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de controles door de NVWA te vroeg zijn uitgevoerd, waardoor de overtreding niet correct is vastgesteld. De voorzieningenrechter oordeelt dat het besluit van de minister naar verwachting in bezwaar niet stand zal houden en wijst het verzoek om voorlopige voorziening toe. De minister wordt veroordeeld in de proceskosten van verzoekster, die zijn vastgesteld op € 1.518,-. De uitspraak is openbaar gedaan en de beslissing is geschorst tot zes weken na bekendmaking van het besluit op bezwaar.

Uitspraak

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 22/2429
uitspraak van de voorzieningenrechter van 30 november 2022 op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

[naam] B.V. te [plaats] , verzoekster

(gemachtigde: mr. E. Dans),
en

de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, de minister

(gemachtigde: mr. L. Harteveld-Van den Bosch).

Procesverloop

Bij besluit van 17 november 2022 (het primaire besluit) heeft de minister de HSL-toestemming (toestemming om met hoge snelheid te slachten) van verzoekster geschorst en een corrigerende maatregel opgelegd om de bandsnelheid terug te brengen naar de vorige toegestane snelheid (13.000 kuikens per uur). Verder is verzoekster de verplichting opgelegd om een voorkeurbordes in te richten.
Verzoekster heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt. Zij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek om vooruitlopend op de zitting een ordemaatregel te treffen afgewezen.
Verzoekster heeft aanvullende stukken ingediend.
De minister heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 30 november 2022. Verzoekster heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. De minister heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Ingevolge het bepaalde in artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan, indien bij het College beroep is ingesteld, dan wel, voorafgaand aan een mogelijk beroep, bezwaar is gemaakt, op verzoek een voorlopige voorziening worden getroffen als onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist. Voor zover in deze uitspraak een oordeel wordt gegeven over de rechtmatigheid van het primaire besluit is sprake van een voorlopig oordeel dat het College niet bindt in een eventuele bodemprocedure.
2.2
Verzoekster exploiteert een pluimveeslachterij. In november 2022 hebben inspecteurs van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) meermalen geconstateerd dat verzoekster artikel 3, eerste lid, in samenhang met bijlage III, sectie II, hoofdstuk IV, punten 5 en 8 van Verordening (EG) nr. 853/2004 heeft overtreden, doordat aan het einde van het slachtproces karkassen waren verontreinigd. Omdat bij drie steekproeven tijdens tien opeenvolgende slachtshifts één of meer verontreinigde karkassen aan het einde van het slachtproces zijn aangetroffen, heeft de minister de HSL-toestemming van 12 juni 2014 geschorst en verzoekster een corrigerende maatregel opgelegd om de bandsnelheid terug te brengen naar de vorige toegestane snelheid (13.000 kuikens per uur). Verder is verzoekster de verplichting opgelegd om een voorkeurbordes in te richten.
2.3
Verzoekster heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt. Zij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Standpunt van partijen
3.1
Verzoekster betwist niet dat bij de controles de karkassen verontreinigd waren. Volgens verzoekster hebben de controles echter te vroeg plaatsgevonden en hebben de toezichthouders ten onrechte niet alle schoonmaak- en controlestappen van het slachthuis afgewacht. Na het moment waarop de controles zijn uitgevoerd, het vierde keurbordes, gaan de karkassen nog door een viertal sproeikabinetten. Deze sproeikabinetten zijn bedoeld om de laatste verontreinigingen op een karkas te verwijderen. Op het vierde keurbordes kan niet worden vastgesteld dat verzoekster artikel 3, eerste lid, in samenhang met bijlage III, sectie II, hoofdstuk IV, punten 5 en 8 van Verordening (EG) nr. 853/2004 heeft overtreden.
3.2
De minister stelt zich op het standpunt dat de controles op de juiste locatie hebben plaatsgevonden. De controles worden uitgevoerd bij het vierde keurbordes omdat er geen locatie beschikbaar is na het vierde keurbordes en voor de koeling waar de controles veilig kunnen plaatsvinden.
Spoedeisend belang
4.1
Verzoekster stelt dat zij een spoedeisend belang heeft bij het treffen van een voorlopige voorziening. Door de opgelegde maatregel kan zij minder kuikens slachten, waardoor zij omzet misloopt. Bovendien kan zij haar verplichtingen jegens afnemers niet meer nakomen en blijft het pluimvee dat niet geslacht kan worden langer in de stallen, wat kan leiden tot dierenwelzijnsproblemen. Door de maatregel moet verzoekster haar bedrijfsvoering aanpassen vanwege het risico dat nieuwe handhavingsmaatregelen zullen volgen - waaronder het verder verlagen van de bandsnelheid - als er nogmaals overtredingen worden geconstateerd.
4.2
De minister stelt zich op het standpunt dat verzoekster geen spoedeisend belang heeft bij het treffen van een voorlopige voorziening. Uit een overzicht van de slachttijden en de hoeveelheid geslachte kuikens per dag blijkt geen aantoonbaar verschil in de slachttijd en de hoeveelheid geslachte kuikens met of zonder maatregel.
4.3
De voorzieningenrechter neemt spoedeisend belang aan. Verzoekster heeft weliswaar niet aannemelijk gemaaktdat zij als gevolg van de maatregel minder kuikens heeft geslacht en wat voor haar de bedrijfseconomische gevolgen zijn van de maatregel. Zij heeft echter welvoldoende aannemelijk gemaakt dat de maatregel ingrijpende gevolgen heeft voor haar bedrijfsvoering is door verzoekster wel voldoende aannemelijk gemaakt. Daarbij acht de voorzieningenrechter van belang dat de opgelegde maatregel geen datum bevat waarop de maatregel eindigt, dat de maatregel tot gevolg heeft dat verzoekster onder verscherpt toezicht staat en dat het handhavingsbeleid van de minister uitgaat van een getrapt systeem waarbij een eenmaal opgelegde maatregel tot gevolg heeft dat bij een volgende overtreding een zwaardere maatregel kan volgen, zoals verder verlagen van de bandsnelheid. Gelet op het voorgaande neemt de voorzieningenrechter spoedeisend belang aan.
Wettelijk kader
4. Verordening (EG) nr. 853/2004 luidt voor zover van belang als volgt:
“Artikel 3
Algemene verplichtingen
1. Exploitanten van levensmiddelenbedrijven dienen te voldoen aan de toepasselijke bepalingen van de bijlagen II en III.
(…)
BIJLAGE III
(…)
SECTIE II: VLEES VAN PLUIMVEE EN LAGOMORFEN
(…)
HOOFDSTUK IV: HYGIËNE BIJ HET SLACHTEN
Exploitanten van levensmiddelenbedrijven die een slachthuis beheren waarin pluimvee of lagomorfen worden geslacht, moeten ervoor zorgen dat aan de volgende voorschriften wordt voldaan:
(…)
5. Het bedwelmen, het verbloeden, het villen of plukken, het verwijderen van de ingewanden en andere vormen van uitslachten moeten zonder onnodig uitstel plaatsvinden op zodanige wijze dat verontreiniging van het vlees wordt voorkomen. Met name moeten maatregelen worden getroffen om te voorkomen dat bij het uitnemen van de ingewanden de inhoud van maag en darmen wordt gemorst.
(…)
8. Na keuring en verwijdering van de ingewanden moeten geslachte dieren zo spoedig mogelijk worden schoongemaakt en gekoeld tot een temperatuur van ten hoogste 4 °C, tenzij het vlees warm wordt uitgesneden.
(…)”.
Voorlopig oordeel over de rechtmatigheid van het primaire besluit
5. De voorzieningenrechter oordeelt dat het besluit van 17 november 2022 naar verwachting in bezwaar geen stand zal houden. Zoals volgt uit het arrest van het Hof van Justitie (EU) van 12 september 2019 (ECLI:NL:EU:2019:720) moet bijlage III, sectie II, hoofdstuk IV, punten 5 en 8, bij verordening nr. 853/2004 aldus worden uitgelegd dat een pluimveekarkas na de fase van het schoonmaken en vóór de koelfase geen zichtbare verontreiniging meer mag vertonen. De voorzieningenrechter stelt vast dat de toezichthouders bij de controles zich bevonden op een positie na het vierde keurbordes maar nog voor dat de karkassen door een viertal sproeikabinetten gaan. Door de minister is niet betwist dat deze sproeikabinetten onderdeel uitmaken van de schoonmaakfase. Omdat de fase van het schoonmaken nog niet was afgerond en het verrichten van opknaphandelingen aan een karkas nog mogelijk was heeft de controle dan ook te vroeg plaatsgevonden. Dat er na het vierde keurbordes en voor de koeling volgens de minister geen locatie meer is waar de controle veilig kan plaatsvinden doet daar niet aan af. De overtreding is te vroeg vastgesteld.
Belangenafweging
6. De voorzieningenrechter weegt, na het voorlopig oordeel over de rechtmatigheid van het besluit, de belangen van beide partijen tegen elkaar af, om vervolgens te concluderen tot toe- of afwijzing van de gevraagde voorziening. Gelet op het voorlopig rechtmatigheidsoordeel schat de voorzieningenrechter de kans op succes van verzoekster in bezwaar in als groot. Daarmee is er meer ruimte voor het belang van verzoekster in deze belangenafweging. Het belang van verzoekster bij dit verzoek is gelegen in het voortzetten van haar bedrijfsvoering en in het voorkomen van verdere handhavingsmaatregelen. Het belang van verweerder bij de afwijzing van dit verzoek is gelegen in de volksgezondheid en in het naleven van de doelstellingen van de Unie. De belangenafweging valt uit in het voordeel van verzoekster. De voorzieningenrechter betrekt hierbij dat de sproeikabinetten al in 2018 zijn geplaatst en dat de minister ter zitting heeft toegelicht dat de controles in de afgelopen jaren wel op een locatie na de sproeikabinetten hebben plaatsgevonden.
Conclusie
7. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening toe. De voorzieningenrechter bepaalt dat het primaire besluit wordt geschorst tot zes weken na bekendmaking van het besluit op bezwaar.
8. De voorzieningenrechter veroordeelt verweerder in de door verzoekster gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de voorzieningenrechter op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.518,- (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 759,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening toe.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.C. Stoové in aanwezigheid van mr. E. van Kampen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 30 november 2022.
w.g. M.C. Stoové E. van Kampen
de griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen
Afschrift verzonden aan partijen op: